Mattheus



Mattheus 20


Immers, het gaat met het Koninkrijk der hemelen als met een landheer die des morgens vroeg uitging om arbeiders voor zijn wijngaard te huren.

Tweet thisPost on Facebook

Na met eenige arbeiders voor een sikkel daags overeengekomen te zijn, zond hij hen naar zijn wijngaard.

Tweet thisPost on Facebook

Toen hij op het derde uur weder uitging, zag hij anderen werkloos op de markt staan

Tweet thisPost on Facebook

en zeide tot hen: Gaat ook gij naar den wijngaard; ik zal u geven wat recht is. Zij gingen er heen.

Tweet thisPost on Facebook

Toen hij wederom, omstreeks de zesde en de negende ure, uitging, handelde hij desgelijks.

Tweet thisPost on Facebook

En toen hij omstreeks de elfde ure uitging, vond hij daar nog anderen staan en zeide tot hen: Hoe staat gij hier den geheelen dag werkloos?

Tweet thisPost on Facebook

Zij zeiden hem: Omdat niemand ons gehuurd heeft. Hij zeide hun: Gaat ook gij naar den wijngaard.

Tweet thisPost on Facebook

En des avonds zeide de eigenaar van den wijngaard aan zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal het loon uit, te beginnen met de laatsten, en zoo tot de eersten toe.


Toen die van de elfde ure kwamen, kregen zij elk een sikkel.

Tweet thisPost on Facebook

Toen nu de eersten kwamen, dachten zij meer te zullen ontvangen; maar ook. zij kregen elk een sikkel.

Tweet thisPost on Facebook

Bij de ontvangst hiervan morden zij tegen den eigenaar

Tweet thisPost on Facebook

en zeiden: Die laatsten hebben slechts een uur gearbeid, en gij hebt ze met ons gelijkgesteld, die den ganschen dag in de hitte zwaar gewerkt hebben!

Tweet thisPost on Facebook

Maar hij gaf een hunner ten antwoord: Vriend, ik doe u geen onrecht. Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een sikkel?

Tweet thisPost on Facebook

Neem het uwe en ga heen. Ik wil aan dien laatste evenveel geven als aan u.

Tweet thisPost on Facebook

Mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Of zijt gij afgunstig omdat ik goed ben?


Zoo zullen de laatsten eersten zijn en de eersten laatsten.


Toen Jezus naar Jeruzalem zou gaan, nam hij alleen de Twaalve mee en zeide onderweg tot hen:


Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Menschenzoon zal overgeleverd worden aan de overpriesters en schriftgeleerden; die zullen hem ter dood veroordeelen


en overleveren aan de heidenen om hem te bespotten, te geeselen en te kruisigen; maar ten derden dage zal hij opstaan.


Eens kwam tot hem de moeder der zonen van Zebedeus met haar zonen en viel voor hem neer om hem iets te verzoeken.


Hij zeide tot haar: Wat begeert gij? Zij zeide tot hem: Zeg dat deze mijn twee zonen aan uw rechter en aan uw linkerhand zullen zitten in uw koninkrijk.


Jezus antwoordde: Gij weet niet wat gij vraagt. Kunt gij den beker drinken dien ik ga drinken? Zij zeiden tot hem: Ja.


Hij zeide tot hen: Mijn beker zult gij wel drinken, maar te bepalen wie aan mijn rechter [hand] en mijn linkerhand zal zitten, dat staat niet aan mij; het zal gegeven worden aan hen wien het door mijn Vader bereid is.


Toen de andere tien dit hoorden, namen zij het den twee broeders zeer kwalijk;


en Jezus riep hen tot zich en zeide: Gij weet dat de vorsten der volken over hen heerschen en de grooten macht over hen oefenen.


Zoo gaat het onder u niet; maar wie onder u groot wil worden moet uw dienaar zijn,


en wie onder u de eerste wil zijn moet uw slaaf wezen;


zooals de Menschenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven ten losprijs voor velen.


Toen zij Jericho verlieten, volgde hem een talrijke schare,


en zie, twee blinden, die aan den weg zaten en hoorden dat Jezus voorbijging, riepen: Heer, erbarm u over ons, zoon Davids!

Tweet thisPost on Facebook

De schare bestrafte hen en legde hun het zwijgen op. Maar zij riepen te luider: Heer, erbarm u over ons, zoon Davids!

Tweet thisPost on Facebook

En Jezus bleef staan, sprak hen aan en zeide: Wat wenscht gij dat ik u doe?

Tweet thisPost on Facebook

Zij zeiden tot hem: Heer, dat onze oogen geopend worden.

Tweet thisPost on Facebook

En Jezus, die medelijden met hen had, raakte hun oogen aan; dadelijk konden zij zien en volgden hem.

Tweet thisPost on Facebook







This goes to iframe