Romeinen



 


Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel, uitverkoren om Gods blijmare te brengen


de blijmare die Hij tevoren door zijn profeten in de Heilige Schriften heeft aangekondigd


over zijn Zoon, die naar zijn vleeschelijke afkomst uit het zaad van David was gesproten


en naar zijn heilig geestelijk wezen door Gods kracht bestemd was Gods Zoon te zijn door zijn opstanding uit de dooden, Jezus Christus, onzen Heer,


door wien wij ontvangen hebben genade en het apostelschap om de gehoorzaamheid aan het geloof, tot eer van zijn naam, onder alle volken te brengen;


waartoe ook gij, geroepenen van Jezus Christus, behoort

Tweet thisPost on Facebook

aan alle beminden Gods te Rome, geroepen heiligen, genade en vrede zij uw deel, van God, onzen Vader, en den Heer Jezus Christus.

Tweet thisPost on Facebook

Voor alles breng ik mijn God door Jezus Christus dank dat van uw aller geloof in de geheele wereld gesproken wordt.


Want God, dien ik met mijn geest dien door de Blijde boodschap over zijn Zoon te verkondigen, is mijn getuige dat ik onverdroten altijd in mijn gebeden uwer gedenk,

Tweet thisPost on Facebook

smeekend dat het mij eenmaal nog gegeven worde naar den wil van God tot u te komen.


Want ik verlang zeer u te zien om u eenige geestelijke gaven tot uw versterking mee te deelen


dat wil zeggen dat ik in uw midden mee een geestelijke opwekking hoop te ontvangen door het wederzijdsch geloof, het uwe en het mijne.

Tweet thisPost on Facebook

Gij moet wel weten, broeders, dat ik reeds dikwijls het voornemen heb gehad u te bezoeken ik ben daarin echter tot nog toe verhinderd om eenige vruchten van mijn arbeid onder u te plukken, evenals onder de overige volken.


Mijn plicht strekt zich uit tot Grieken en niet(-)Grieken, tot geleerden en ongeleerden.


Daarom voel ik mij gedrongen ook u die te Rome woont de Blijde boodschap te brengen.


Want ik schaam mij niet voor haar; zij toch is een kracht Gods tot redding voor ieder die gelooft, eerst den Jood, dan den heiden.


Want door haar wordt de gerechtigheid die door God wordt gegeven aan het licht gebracht; zij ontstaat uit geloof en leidt tot geloof. Zooals geschreven staat: De rechtschapene zal door geloof het leven behouden.


Gods toorn toch komt uit den hemel aan den dag over al de goddeloosheid en ongerechtigheid der menschen die de waarheid door ongerechtigheid onderdrukken.


Immers, hetgeen van God geweten kan worden is onder hen openbaar; want God heeft het hun geopenbaard.


Of worden niet zijn onzichtbaar wezen, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid van de schepping der wereld af in het geschapene met het verstand doorzien? Dus zijn zij niet te verontschuldigen.


Want, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God geeerd of gedankt, maar zijn door hun bespiegelingen onzinnig geworden; hun onverstandig hart is in duisternis verzonken;


bewerend wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden


en hebben zij de majesteit van den onverderfelijken God verruild met iets dat gelijkt op een sterfelijk mensch, een vogel, een viervoetig of een kruipend dier.


Daarom heeft God hen naar den lust van hun hart aan onreinheid overgegeven, opdat zij onderling hun lichamen zouden bezoedelen:


de goddelijke waarheid hebben zij vervangen door leugen, het schepsel geeerd en gediend in plaats van den Schepper die geloofd zij tot in eeuwigheid! Amen.


Om die reden heeft God hen overgegeven aan schandelijke hartstochten; want de vrouwen hebben de natuurlijke handelingen door onnatuurlijke vervangen;


desgelijks zijn de mannen, den natuurlijken omgang met de vrouw latende varen, in lust voor elkander ontbrand: mannen plegen met mannen ontucht en krijgen zoo in zichzelf het loon van hun afdwaling.


Daar zij het versmaad hebben de kennis van God te bewaren, heeft God hen overgegeven aan de dwaasheid onbetamelijke dingen te doen,


opgevuld als zij zijn met allerlei ongerechtigheid, slechtheid, inhaligheid, boosheid, vol nijd, moord, tweedracht, list, gemeenheid:

Tweet thisPost on Facebook

het zijn oorblazers, achterklappers, Godhaters, geweldenaars, verwatenen, pralers, uitvinders van slechte dingen; zij zijn ongehoorzaam aan hun ouders,


dwaas, onbetrouwbaar, harteloos, onbarmhartig.

Tweet thisPost on Facebook

Hoewel zij Gods oordeel kennen, dat zij die zulke dingen doen doodschuldig zijn, doen zij ze niet alleen, maar prijzen ook hen die ze doen.







This goes to iframe