Genesis



Genesis 10


Dit nu zijn de geboorten van Noachs zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hun werden zonen geboren na den vloed.

Tweet thisPost on Facebook

De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras.


En de zonen van Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma.

Tweet thisPost on Facebook

En de zonen van Javan zijn: Elisa, en Tarsis; de Chittieten en Dodanieten.

Tweet thisPost on Facebook

Van dezen zijn verdeeld de eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder hun volken.

Tweet thisPost on Facebook

En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaan.

Tweet thisPost on Facebook

En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan.


En Cusch gewon Nimrod; deze begon geweldig te zijn op de aarde.

Tweet thisPost on Facebook

Hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordt gezegd: Gelijk Nimrod, een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN.


En het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en Calne in het land Sinear.


Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Nineve, en Rehoboth, Ir, en Kalach.

Tweet thisPost on Facebook

En Resen, tussen Nineve en tussen Kalach; deze is die grote stad.

Tweet thisPost on Facebook

En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,

Tweet thisPost on Facebook

En de Pathrusieten, en de Casluchieten, van waar de Filistijnen uitgekomen zijn, en de Caftorieten.


En Kanaan gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,

Tweet thisPost on Facebook

En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,

Tweet thisPost on Facebook

En den Hivviet, en den Arkiet, en den Siniet,

Tweet thisPost on Facebook

En den Arvadiet, en den Tsemariet, en den Hamathiet; en daarna zijn de huisgezinnen der Kanaanieten verspreid.

Tweet thisPost on Facebook

En de landpale der Kanaanieten was van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe; daar gij gaat naar Sodom en Gomorra, en Adama, en Zoboim, tot Lasa toe.


Deze zijn zonen van Cham, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken.

Tweet thisPost on Facebook

Voorts zijn Sem [zonen] geboren; dezelve is ook de vader aller zonen van Heber, broeder van Jafeth, den grootste.

Tweet thisPost on Facebook

Sems zonen waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram.


En Arams zonen waren Uz, en Hul, en Gether, en Maz.

Tweet thisPost on Facebook

En Arfachsad gewon Selah, en Selah gewon Heber.


En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg; want in zijn dagen is de aarde verdeeld; en zijns broeders naam was Joktan.


En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hatsarmaveth, en Jarach,

Tweet thisPost on Facebook

En Hadoram, en Usal, en Dikla,

Tweet thisPost on Facebook

En Obal, en Abimael, en Scheba,

Tweet thisPost on Facebook

En Ofir, en Havila, en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan.

Tweet thisPost on Facebook

En hun woning was van Mescha af, daar gij gaat naar Sefar, het gebergte van het oosten.

Tweet thisPost on Facebook

Deze zijn zonen van Sem, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, naar hun volken.

Tweet thisPost on Facebook

Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hun geboorten, in hun volken; en van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na den vloed.








This goes to iframe