Job



Job 36


Elihu ging nog voort, en zeide:

Tweet thisPost on Facebook

Verbeid mij een weinig, en ik zal u aanwijzen, dat er nog redenen voor God zijn.

Tweet thisPost on Facebook

Ik zal mijn gevoelen van verre ophalen, en mijn Schepper gerechtigheid toewijzen.

Tweet thisPost on Facebook

Want voorwaar, mijn woorden zullen geen valsheid zijn; een, die oprecht is van gevoelen, is bij u.


Zie, God is geweldig, nochtans versmaadt Hij niet; geweldig is Hij in kracht des harten.

Tweet thisPost on Facebook

Hij laat den goddeloze niet leven, en het recht der ellendigen beschikt Hij.

Tweet thisPost on Facebook

Hij onttrekt Zijn ogen niet van den rechtvaardige, maar met de koningen zijn zij in den troon; daar zet Hij hen voor altoos, en zij worden verheven.


En zo zij, gebonden zijnde in boeien, vast gehouden worden met banden der ellende;


Dan geeft Hij hun hun werk te kennen, en hun overtredingen, omdat zij de overhand genomen hebben;

Tweet thisPost on Facebook

En Hij openbaart het [voor] hunlieder oor ter tucht, en zegt, dat zij zich van de ongerechtigheid bekeren zouden.

Tweet thisPost on Facebook

Indien zij horen, en [Hem] dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in het goede, en hun jaren in liefelijkheden.


Maar zo zij niet horen, zo gaan zij door het zwaard door, en zij geven den geest zonder kennis.

Tweet thisPost on Facebook

En die met het hart huichelachtig zijn, leggen toorn op; zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft.

Tweet thisPost on Facebook

Hun ziel zal in de jonkheid sterven, en hun leven onder de schandjongens.

Tweet thisPost on Facebook

Hij zal den ellendige in zijn ellende vrijmaken, en in de onderdrukking zal Hij het [voor] hunlieder oor openbaren.

Tweet thisPost on Facebook

Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes [tot] de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zou vol vettigheid geweest zijn.

Tweet thisPost on Facebook

Maar gij hebt het gericht des goddelozen vervuld; het gericht en het recht houden [u] vast.

Tweet thisPost on Facebook

Omdat er grimmigheid is, [wacht] [u], dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.

Tweet thisPost on Facebook

Zou Hij uw rijkdom achten, [dat] [gij] niet in benauwdheid zoudt zijn; of enige versterkingen van kracht?

Tweet thisPost on Facebook

Haak niet naar dien nacht, [als] de volken van hun plaats opgenomen worden.

Tweet thisPost on Facebook

Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren hebt, uit oorzake van de ellende.


Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij?


Wie heeft Hem gesteld over Zijn weg? Of wie heeft gezegd: Gij hebt onrecht gedaan?


Gedenk, dat gij Zijn werk groot maakt, hetwelk de lieden aanschouwen.


Alle mensen zien het aan; de mens schouwt [het] van verre.


Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren.


Want Hij trekt de druppelen der wateren op, die den regen na zijn damp uitgieten;

Tweet thisPost on Facebook

Welke de wolken uitgieten, [en] over den mens overvloediglijk afdruipen.

Tweet thisPost on Facebook

Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, [en] de krakingen Zijner hutte?

Tweet thisPost on Facebook

Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij.

Tweet thisPost on Facebook

Want daardoor richt Hij de volken; Hij geeft spijze ten overvloede.

Tweet thisPost on Facebook

Met handen bedekt Hij het licht, en doet aan hetzelve verbod door dengene, die tussen doorkomt.

Tweet thisPost on Facebook

Daarvan verkondigt Zijn geklater, [en] het vee; ook van den opgaanden [damp].

Tweet thisPost on Facebook






This goes to iframe