Marcus



Marcus 14


Twee dagen later zou het Pascha zijn en het feest der ongezuurde brooden. En de overpriesters en de schriftgeleerden zochten een middel om zich listig van hem meester te maken en hem te dooden.


Want zij zeiden: Niet op het feest; het volk mocht eens in oproer komen.

Tweet thisPost on Facebook

En toen Jezus in Bethanie, in het huis van Simon den melaatsche, was, kwam, terwijl hij aanlag, een vrouw met een flesch echte, zeer dure reukolie, die zij, na de flesch gebroken te hebben, over zijn hoofd uitgoot.


Er waren er die hierover bij zichzelf morden: Waartoe dient deze verspilling van reukwerk?

Tweet thisPost on Facebook

Dit had voor meer dan driehonderd zilverlingen kunnen verkocht zijn; dat had men aan de armen kunnen geven. Zij gaven haar harde woorden te hooren.


Maar Jezus zeide: Laat haar met vrede. Wat valt gij haar lastig? Zij heeft een goed werk aan mij gedaan.

Tweet thisPost on Facebook

Want de armen hebt gij altijd bij u, en gij kunt hun weldoen wanneer gij wilt; maar mij hebt gij niet altijd.


Zij heeft gedaan wat zij kon: zij heeft bij voorbaat mijn lichaam ter begrafenis gezalfd.

Tweet thisPost on Facebook

Voorwaar, ik zeg u, alwaar de Blijde boodschap zal verkondigd worden waar ter wereld ook, daar zal ook, tot een aandenken aan haar, gesproken worden van hetgeen zij heeft gedaan.

Tweet thisPost on Facebook

Toen ging Judas Iskariot, een van de Twaalve, naar de overpriesters, om hem aan hen over te leveren.


En toen dezen dit hoorden, verheugden zij zich en beloofden hem geld te geven. En hij zocht naar een goede gelegenheid om hem over te leveren.


Op den eersten dag der ongezuurde brooden, waarop men het Pascha slachtte, zeiden zijn leerlingen tot hem: waar zullen wij voor u het Paaschmaal gaan aanrichten?


Hij zond dan twee zijner leerlingen met den last: Gaat naar de stad, en u zal iemand tegenkomen die een waterkruik draagt; volgt hem,

Tweet thisPost on Facebook

en als hij een huis binnengaat, zegt dan tot den bewoner: De meester zegt: Waar is een kamer voor mij om met mijn leerlingen het Pascha te eten?


En hij zal u een groote bovenkamer waar de kleeden gespreid liggen aanwijzen, die te onzer beschikking is. Maakt daar alles voor ons gereed.

Tweet thisPost on Facebook

De leerlingen gingen heen, kwamen in de stad, bevonden het zooals hij gezegd had en bereidden het Pascha.

Tweet thisPost on Facebook

Des avonds kwam hij met de Twaalve.


En toen zij aanlagen en aten, zeide Jezus: Voorwaar, ik zeg u, een van u zal mij verraden, een die met mij eet.


Zij begonnen bedroefd te worden en een voor een tot hem te zeggen: Ik toch niet?

Tweet thisPost on Facebook

Hij zeide tot hen: Een van de Twaalve, hij die met mij in den schotel indoopt.

Tweet thisPost on Facebook

De Menschenzoon gaat wel heen, gelijk van hem geschreven staat; maar wee den mensch door wien de Menschenzoon overgeleverd wordt! Het ware dien mensch beter niet te zijn geboren.


En terwijl zij aten, nam Jezus brood, sprak er en zegen over uit, brak het en gaf het hun met de woorden: Neemt dit; het is mijn lichaam.


Toen nam hij een beker op, sprak er de dankzegging over uit en gaf hun dien. Zij dronken allen er uit.

Tweet thisPost on Facebook

En hij zeide tot hen: Dit is mijn verbondsbloed, dat voor velen vergoten wordt.


Voorwaar, ik zeg u, ik zal van de vrucht van den wijnstok niet meer drinken tot op den dag waarop ik ze nieuw zal drinken in het Godsrijk.

Tweet thisPost on Facebook

Na den lofzang gezongen te hebben, gingen zij de stad uit naar den Olijfberg.


En Jezus zeide tot hen: Gij allen zult mij ontrouw worden; want er staat geschreven: Ik zal den herder slaan, en de schapen zullen verstrooid worden.


Maar nadat ik opgestaan ben zal ik u voorgaan naar Galilea.


Petrus zeide tot hem: Al worden ook allen u ontrouw, ik niet.


Maar Jezus zeide hem: Voorwaar, ik zeg u, gij zult mij vandaag nog, in dezenzelfden nacht, voordat de haan tweemaal gekraaid heeft, driemaal verloochenen.


Hij zeide nog nadrukkelijker: Al moest ik met u sterven, ik zal u niet verloochenen. Desgelijks spraken ook de anderen.

Tweet thisPost on Facebook

Toen gingen zij naar een plaats Gethsemane genaamd, en hij zeide tot zijn leerlingen: Blijft hier totdat ik gebeden heb,


Hij nam Petrus, Jacobus en Johannes mede, begon ontroerd en beangst te worden

Tweet thisPost on Facebook

en zeide tot hen: Mijn ziel is doodelijk beangst; blijft hier en waakt.


Исус се моли у Гетсиманском врту

Hij ging een klein eind verder, viel ter aarde en bad, dat, indien het mogelijk was, deze ure voor hem mocht voorbijgaan.

Tweet thisPost on Facebook

En hij zeide: Abba, Vader, alles is voor u mogelijk; neem dezen beker van mij weg; doch niet wat ik wil, maar wat Gij wilt.


Nu ging hij heen, vond hen slapend en zeide tot Petrus: Simon, slaapt gij? Kunt gij niet een enkel uur wakkerblijven?

Tweet thisPost on Facebook

Waakt en bidt niet in verzoeking te komen. De geest is wel gewillig, maar het vleesch zwak.


Wederom ging hij heen en bad in dezelfde woorden.

Tweet thisPost on Facebook

Opnieuw vond hij hen slapend; want hun oogen waren bezwaard, en zij wisten niet hem te antwoorden.

Tweet thisPost on Facebook

Toen hij ten derden male kwam, zeide hij: Slaapt nu voort en rust; het is genoeg; de ure is gekomen; zie, de Menschenzoon wordt in de handen der zondaren overgeleverd.


Staat op, laat ons gaan. Hij die mij overlevert is nabij.


En aanstonds, terwijl hij nog sprak, kwam Judas, een van de Twaalve, vergezeld van een bende met zwaarden en stokken, vanwege de overpriesters, schriftgeleerden en oudsten.


Јуда издаје Исуса пољупцем

Zijn verrader had met hen een teeken afgesproken: Hij dien ik kus, die is het; grijpt hem en voert hem goed bewaakt weg.

Tweet thisPost on Facebook

En regelrecht op Jezus toetredend, zeide hij tot hem: Rabbi(-)en kuste hem.


Hierop sloegen zij de handen aan hem en grepen hem.

Tweet thisPost on Facebook

Maar een der omstanders trok zijn zwaard, trof den slaaf van den hoogepriester en hieuw hem een oor af.


En Jezus nam het woord en zeide tot hen: Als tegen een roover zijt gij uitgetrokken met zwaarden en stokken om mij gevangen te nemen.


Dag aan dag was ik bij u in den tempel, leerend, en gij hebt mij niet gegrepen. Maar zoo moeten de Schriften vervuld worden.


Toen lieten allen hem aan zijn lot over en vluchtten.


Een jongeling volgde hem, met slechts een doek om het lijf; dien grepen zij;

Tweet thisPost on Facebook

maar hij liet den doek in den steek en vlood naakt weg.

Tweet thisPost on Facebook

Zij voerden dan Jezus naar den hoogepriester, en alle overpriesters, oudsten en schriftgeleerden kwamen bijeen.


En Petrus volgde hem van verre tot in het paleis van den hoogepriester en zat bij de dienaren zich aan het vuur te warmen.


De overpriesters en de voltallige Groote Raad zochten naar getuigenissen tegen Jezus om hem ter dood te veroordeelen, maar vonden niets;


want wel brachten velen valsche getuigenissen tegen hem in, maar die getuigenissen stemden niet overeen.


Eenigen stonden op en legden tegen hem de onware getuigenis af:

Tweet thisPost on Facebook

Wij hebben hem hooren zeggen: Ik zal dezen tempel, die door menschenhand gemaakt is, afbreken en een anderen, die niet met handen gemaakt is, opbouwen.


En ook op dit punt stemden de getuigenissen niet overeen.

Tweet thisPost on Facebook

Toch stond de hoogepriester op in den kring en vroeg Jezus: Antwoordt gij niets? Wat getuigen dezen tegen u?


Maar hij bleef zwijgen en antwoordde geen woord. Nu deed hem de hoogepriester opnieuw een vraag en zeide: Zijt gij de Christus, de zoon van den Hooggeloofde?


En Jezus zeide: Ik ben het, en gij zult den Menschenzoon zien zitten ter rechterhand der Kracht en komen met de wolken des hemels.


Thans scheurde de hoogepriester zijn kleederen en zeide: Wat hebben wij nog getuigen van noode?

Tweet thisPost on Facebook

Gij hebt de godslastering gehoord. Wat is uw oordeel? Hierop verklaarden allen hem des doods schuldig


en begonnen hem te bespuwen, zijn gelaat te bedekken en dan een slag te geven met de woorden: Toon nu dat gij een profeet zijt. Ook de dienaren hielden hem vast en gaven hem stokslagen.


Toen Petrus zich beneden op het plein bevond, kwam daar een der slavinnen van den hoogepriester,


zag Petrus, die zich warmde, keek hem scherp aan en zeide: Ook gij waart met den Nazarener, met Jezus.

Tweet thisPost on Facebook

Hij loochende het en zeide: Ik weet noch begrijp wat gij zegt. Toen ging hij naar buiten, naar het voorplein;

Tweet thisPost on Facebook

maar de slavin die hem opgemerkt had begon weer tot de omstanders te zeggen: Die daar is een van hen.


Opnieuw loochende hij het. En even daarna zeiden de omstanders opnieuw tot Petrus: Inderdaad, gij behoort bij hen; want gij zijt een Galileer.


Toen begon hij zich te verwenschen en te zweren: Ik ken den mensch van wien gij spreekt niet!


Dadelijk kraaide de haan ten tweeden male. En Petrus herinnerde zich wat Jezus hem gezegd had: Voordat de haan tweemaal heeft gekraaid zult gij mij driemaal verloochenen(-)en tot bezinning gekomen, weende hij.







This goes to iframe