Marcus



Marcus 4


Eens toen hij weer aan den oever der zee zou prediken, liep een zeer groote schare tot hem samen, zoodat hij op een vaartuig in zee ging zitten, terwijl de menigte langs de zee op den oever stond.


Hij leerde haar veel in gelijkenissen en onderrichtte haar aldus:


Luistert. Een zaaier ging uit om te zaaien.

Tweet thisPost on Facebook

Toen hij zaaide, viel een deel langs den weg, en de vogels kwamen en aten het op.

Tweet thisPost on Facebook

Een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had, en schoot terstond op, omdat het geen diepte van aarde had;


maar toen de zon opgekomen was, verschroeide het en verdorde, omdat het geen wortel had.

Tweet thisPost on Facebook

Een ander deel viel in de doornen, en de doornen schoten op en verstikten het; vrucht leverde het niet.


Een ander deel viel in goede aarde en leverde vrucht, die opkwam en wies en voortbracht dertig [voud], zestig [voud] of honderdvoud.


Toen zeide hij: Wie ooren heeft om te hooren hoore!

Tweet thisPost on Facebook

Toen zij alleen waren, deden zij die hem met de Twaalve omringden hem vragen naar aanleiding van de gelijkenissen,


en hij zeide tot hen: U is inzicht in het heilsgeheim van het Koninkrijk Gods gegeven; voor hen daarbuiten geschiedt alles in gelijkenissen;


opdat zij ziende zouden zien en geen inzicht hebben, hoorende zouden hooren en niet verstaan; opdat zij zich niet bekeeren en vergiffenis erlangen.


Hij zeide dan tot hen: Indien gij deze gelijkenis niet begrijpt, hoe zult gij alle gelijkenissen verstaan?

Tweet thisPost on Facebook

De zaaier zaait het woord.


Dezen nu zijn die van langs den weg waar het woord gezaaid wordt; wanneer zij het hooren, dan komt aanstonds de Satan en neemt het in hen gezaaide weg.


Desgelijks zij die op de steenachtige plaatsen gezaaid worden; dat zijn zij die, wanneer zij het woord hooren, het dadelijk met vreugde aannemen;


doch zij hebben geen wortel in zichzelf, maar zijn menschen van het oogenblik: later, bij verdrukking of vervolging komen zij aanstonds ten val.


Anderen zijn de gezaaiden in de doornen; dat zijn zij die het woord hooren,


en dan dringen de wereldsche zorgen en de verleiding van den rijkdom en de begeerten naar andere dingen binnen en verstikken het woord; zoodat het onvruchtbaar blijft.


En dit zijn zij bij wie het zaad in goede aarde valt: alwie het woord hooren, aanvaarden en vrucht dragen dertig [voud], zestig [voud] of honderdvoud.


En hij zeide tot hen: De lamp komt toch niet om onder een koornmaat of een bed gezet te worden? Wordt zij niet op een luchter gezet?


Want niets is verborgen dan opdat het geopenbaard worde, noch geheim dan opdat het aan het licht kome.


Als iemand ooren heeft om te hooren, die hoore!


Ook zeide hij tot hen: Let op hetgeen gij hoort. Met de maat waarmee gij meet zal u toegemeten worden, en er zal voor u nog iets bijgevoegd worden.


Want wie heeft, hem zal gegeven worden; en wie niet heeft, ook wat hij heeft zal van hem worden weggenomen.


Ook zeide hij: Zoo gaat het met het Koninkrijk Gods alsof een mensch het zaad op den grond strooide;


hij gaat slapen en staat op, nacht en dag, en het zaad ontspruit en schiet in de hoogte, hij weet niet hoe;

Tweet thisPost on Facebook

vanzelf brengt de grond vrucht voort, eerst een halm, dan een aar, dan vol koorn in de aar.

Tweet thisPost on Facebook

Als dan de vrucht het toelaat, slaat hij er aanstonds de zeis in; want de oogst is daar.


Ook zeide hij: Waarmee zullen wij het Koninkrijk Gods vergelijken of in welke gelijkenis zullen wij het voorstellen?


Het is als een mosterdzaadje: wordt het op den grond gezaaid, dan is het het kleinste van alle zaden die op den grond vallen;


maar wanneer het gezaaid is, komt het op en wordt grooter dan alle moeskruiden en maakt groote takken; zoodat de vogelen des hemels onder zijn schaduw kunnen nestelen.


En in tal van zulke gelijkenissen verkondigde hij hun het woord, zooveel zij het konden verstaan,


en zonder gelijkenis sprak hij niet tot hen; maar aan zijn eigen leerlingen gaf hij afzonderlijk de oplossing van alles.

Tweet thisPost on Facebook

Op den avond van denzelfden dag zeide hij: Laat ons oversteken.


Zij lieten dan de schare gaan en namen hem zooals hij was in het schip mee; er waren nog andere vaartuigen bij.

Tweet thisPost on Facebook

En een zware storm stak op, de golven sloegen over het schip heen, zoodat het reeds volliep.

Tweet thisPost on Facebook

Intusschen lag hij op den achtersteven, het hoofd op het kussen, te slapen. Maar zij maakten hem wakker en zeiden tot hem: Meester, bekommert gij er u niet om dat wij vergaan?

Tweet thisPost on Facebook

Исус утишава буру на мору

Hij ontwaakte, bestrafte den wind en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil! Hierop ging de wind liggen en werd het zeer stil.


En hij zeide tot hen: Hoe zijt gij zoo bang? Waarom hebt gij geen geloof?

Tweet thisPost on Facebook

Toen werden zij zeer bevreesd en zeiden tot elkander: Wie is hij toch dat hem ook wind en zee gehoorzamen?







This goes to iframe