Johannes



Johannes 11


Nu was er een zieke, namelijk Lazarus van Bethanie, uit het dorp van Maria en Martha, haar zuster.


Maria was de vrouw die den Heer met mirre zalfde en zijn voeten met heur haren afdroogde. Haar broeder Lazarus nu was ziek.


De zusters dan zonden hem het bericht: Heer, hij dien gij liefhebt is ziek.


Toen Jezus dit hoorde, zeide hij: Die ziekte leidt niet ten doode, maar strekt tot verheerlijking van God; door haar zal de Zoon Gods verheerlijkt worden.


Jezus nu had Martha, haar zuster en Lazarus lief.

Tweet thisPost on Facebook

Toen hij hoorde dat hij ziek was, bleef hij nog twee dagen in de plaats waar hij was


en zeide daarna tot zijn leerlingen: Laat ons weer naar Jeruzalem gaan.

Tweet thisPost on Facebook

De leerlingen zeiden tot hem: Rabbi, eerst onlangs zochten de Joden u te steenigen en gaat gij weer daarheen?


Jezus antwoordde: Heeft de dag niet twaalf uren? Indien iemand overdag rondgaat, stoot hij zich niet, omdat hij het licht dezer wereld ziet;


maar als iemand des nachts rondgaat, stoot hij zich, omdat het licht niet in hem is.


Zoo sprak hij, en daarna zeide hij: Lazarus, onze vriend, is ingeslapen, maar ik ga hem wekken.


Zijn leerlingen zeiden tot hem: Heer, als hij slaapt, zal hij beter worden.

Tweet thisPost on Facebook

Maar Jezus had van den dood gesproken, en zij meenden dat hij gewoon inslapen bedoelde.

Tweet thisPost on Facebook

Nu zeide Jezus hun ronduit: Lazarus is gestorven,

Tweet thisPost on Facebook

en ik verheug mij om uwentwil(-)opdat gij geloof moogt erlangen(-)dat ik daar niet was. Maar laat ons naar hem toe gaan.

Tweet thisPost on Facebook

Toen zeide Thomas, ook Didymus genaamd, tot zijn medeleerlingen: Laat ons ook gaan om met hem te sterven.


Toen Jezus aankwam, bevond hij dat Lazarus reeds vier dagen in het graf lag.

Tweet thisPost on Facebook

Bethanie nu was dicht bij Jeruzalem, ongeveer een half uur gaans,


en vele Joden waren bij Martha en Maria gekomen om haar troostwoorden toe te spreken over haar broeder.

Tweet thisPost on Facebook

Zoodra Martha hoorde dat Jezus was aangekomen, ging zij hem tegemoet, terwijl Maria thuis bleef.

Tweet thisPost on Facebook

Martha zeide tot Jezus: Heer, indien gij hier waart geweest, zou mijn broeder niet gestorven zijn.

Tweet thisPost on Facebook

En ook nu weet ik dat God u geven zal alwat gij Hem vraagt.


Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan.


Martha zeide tot hem: Ik weet dat hij bij de opstanding ten laatsten dage zal verrijzen.


Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven,


en ieder levende die in mij gelooft zal in der eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?

Tweet thisPost on Facebook

Zij zeide tot hem: Ja, Heer; ik geloof dat gij de Christus zijt, de Zoon Gods, die in de wereld komen zou.


Na dit gezegd te hebben ging zij haar zuster Maria roepen en zeide heimelijk: De meester is daar en roept u.


Toen Maria dit hoorde, stond zij ijlings op en ging naar hem toe.

Tweet thisPost on Facebook

Jezus nu was nog niet in het dorp gekomen, maar bevond zich nog in de plaats waar Martha hem ontmoet had.

Tweet thisPost on Facebook

Toen de Joden die bij Maria in huis waren en haar troostten zagen dat zij ijlings opstond en naar buiten ging, volgden zij haar, in de meening dat zij naar het graf ging om daar te weenen.

Tweet thisPost on Facebook

Zoodra Maria kwam, waar Jezus was en hem zag, wierp zij zich voor zijn voeten en zeide tot hem: Heer, indien gij hier waart geweest, zou mijn broeder niet zijn gestorven.

Tweet thisPost on Facebook

Jezus nu, toen hij haar zag weenen en eveneens de Joden die met haar meekwamen, vertoornde zich innerlijk, bracht zich in ontroering

Tweet thisPost on Facebook

en zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot hem: Heer, kom het zien.

Tweet thisPost on Facebook

Jezus weende.


Nu zeiden de Joden: Zie eens, hoe lief hij hem had.

Tweet thisPost on Facebook

Eenigen van hen zeiden: Kon hij, die de oogen van den blinde geopend heeft, niet verhinderen dat deze stierf?


Jezus nu, opnieuw vertoornd, ging naar de grafstede. Het was een spelonk, en een steen lag er op.


Jezus zeide: Neemt den steen weg. Martha, de zuster van den overledene, zeide: Heer, hij riekt al; het is reeds de vierde dag.


Jezus zeide tot haar: Heb ik u niet gezegd dat gij, wanneer gij gelooft, de heerlijkheid Gods zult zien?

Tweet thisPost on Facebook

Zij namen dan den steen weg. En Jezus sloeg de oogen naar boven en zeide: Vader, ik dank U dat Gij mij verhoord hebt.

Tweet thisPost on Facebook

Ik wist wel dat Gij mij altijd verhoort; maar dit zeg ik ter wille van de schare die hier omheenstaat; opdat zij mogen gelooven dat Gij mij gezonden hebt.


Na dit gezegd te hebben riep hij met luide stem: Lazarus, kom uit!


Исус вакрсава Лазара

Nu kwam de overledene naar buiten, handen en voeten met doeken omwikkeld, het aangezicht in een doek gehuld. En Jezus zeide tot hen: Maakt de windselen los en laat hem heengaan.


Velen nu van de Joden die bij Maria waren gekomen en zagen wat hij gedaan had, kregen geloof in hem,


maar sommigen van hen gingen naar de Farizeen en deelden hun mee wat Jezus had gedaan.


Toen riepen de overpriesters en Farizeen den Grooten Raad bijeen en zeiden: Wat staat ons te doen? Want die mensch doet vele wonderen.


Laten wij hem zoo voortgaan, dan zullen allen in hem gelooven, en de Romeinen zullen komen en stad en volk wegnemen.


En een van hen, Kajafas, die de hoogepriester van dat jaar was, zeide tot hen: Gij begrijpt er niets van.


Gij bedenkt niet dat het nuttiger voor u is dat een mensch sterft tot heil van het volk dan dat het geheele volk verlorengaat.


Dit zeide hij niet uit zichzelf, maar daar hij de hoogepriester van dat jaar was, voorspelde hij dat Jezus tot heil van het volk zou sterven,

Tweet thisPost on Facebook

en niet alleen tot heil van het volk, maar opdat hij ook de verstrooide kinderen Gods zou bijeenbrengen.


Van dien dag af beraadslaagden zij er over om hem te dooden.

Tweet thisPost on Facebook

Jezus verkeerde dan niet langer openlijk onder de Joden, maar ging van daar heen naar de streek dicht bij de woestijn, naar een stad die Efraim heet, en verbleef daar met zijn leerlingen.


Daar het Pascha der Joden nabij was, gingen velen uit het land voor het Pascha naar Jeruzalem op om zich te reinigen.


Zij zochten naar Jezus en zeiden onder elkander terwijl zij in het heiligdom stonden: Wat dunkt u? Zou hij niet op het feest komen?


Wat de overpriesters en Farizeen betreft, zij hadden bevel gegeven dat, wanneer iemand wist waar hij was, hij het moest aangeven; dan konden zij hem gevangennemen.

Tweet thisPost on Facebook






This goes to iframe