Johannes



Johannes 7


Палестина у доба Исуса Христа

Daarna trok Jezus in Galilea rond; want hij wilde niet in Judea verkeeren, omdat de Joden hem zochten te dooden.


Doch bij de nadering van het Loofhuttenfeest der Joden


zeiden zijn broeders tot hem: Vertrek van hier en begeef u naar Judea; opdat ook uw leerlingen de werken die gij doet zien;


want niemand die zijn best doet op aller tong te zijn doet iets in het verborgen. Indien gij die dingen doet, vertoon u aan de wereld.

Tweet thisPost on Facebook

Want zelfs zijn broeders geloofden niet in hem.


Jezus zeide tot hen: Mijn tijd is nog niet gekomen, uw tijd is altijd daar.


De wereld kan u niet haten, maar zij haat mij, omdat ik van haar werken getuig dat ze boos zijn.


Gaat gij maar naar het feest op; ik ga naar dit feest nog niet op; want mijn tijd is nog niet ten einde.


Na dit gezegd te hebben bleef hij in Galilea.

Tweet thisPost on Facebook

Doch toen zijn broeders naar het feest opgegaan waren, toen ging hij ook op. Evenwel niet openlijk, maar in stilte.

Tweet thisPost on Facebook

De Joden zochten hem op het feest en zeiden: Waar is hij?


Men mompelde veel over hem onder de scharen; sommigen zeiden: Hij is een voortreffelijk man(-)anderen daarentegen: Neen, hij verleidt de schare.


Maar ronduit sprak niemand over hem uit vrees voor de Joden.

Tweet thisPost on Facebook

Toen het feest reeds half voorbij was, ging Jezus naar den tempel op en gaf er onderricht.

Tweet thisPost on Facebook

De Joden verwonderden zich hierover en zeiden: Hoe is hij zoo geleerd, terwijl hij geen onderwijs genoten heeft?


Jezus antwoordde hun: Mijn leer is niet van mij afkomstig, maar van mijn Zender;


alwie gezind is zijn wil te volbrengen, die zal weten, of die leer uit God is dan of ik uit mijzelf spreek.


Hij die uit zichzelf spreekt zoekt zijn eigen eer, maar alwie de eer van zijn Zender zoekt is waarachtig, en geen ongerechtigheid is in hem.


Heeft Mozes u niet de wet gegeven? En niemand van u onderhoudt de wet. Wat zoekt gij mij te dooden?


De schare antwoordde: Gij zijt bezeten; wie zoekt u te dooden?


Jezus antwoordde hun: Slechts een werk heb ik verricht, en gij verwondert u allen.

Tweet thisPost on Facebook

Daarom heeft Mozes u de besnijdenis gegeven(-)niet dat zij van Mozes afkomstig is, maar van de aartsvaders(-)en besnijdt gij een mensch op den sabbat.


Indien iemand de besnijdenis ondergaat op een sabbat opdat de wet van Mozes niet gebroken worde, toornt gij dan tegen mij omdat ik een geheelen mensch op een sabbat gezond heb gemaakt?


Oordeelt niet naar den schijn, maar velt een rechtvaardig oordeel.


Toen zeiden eenige van de Jeruzalemmers: Is dit niet de man dien zij zoeken te dooden?

Tweet thisPost on Facebook

En zie, hij spreekt ronduit, en zij zeggen hem niets. Zouden de oversten waarlijk hebben ingezien dat hij de Christus is?


Maar van dezen man kennen wij de afkomst, en wanneer de Christus komt, zal niemand weten van waar hij komt.

Tweet thisPost on Facebook

Jezus nu predikte met luide stem in den tempel: Gij kent mij wel en weet wel van waar ik ben; doch ik kom niet uit mijzelf, maar mijn Zender is waarachtig, en Hem kent gij niet.


Ik ken Hem; want ik kom van Hem, en Hij heeft mij gezonden.


Toen zochten zij hem te vatten; maar niemand legde de hand op hem; want zijn ure was nog niet gekomen.


Nu geloofden velen uit de schare in hem en zeiden: Als de Christus komt, dan kan hij immers niet meer wonderen doen dan hij?

Tweet thisPost on Facebook

Maar toen de Farizeen hoorden dat de schare zoo over hem mompelde, zonden de overpriesters en Farizeen dienaren om hem te vatten.


Jezus sprak: Nog een korten tijd ben ik bij u; dan ga ik naar mijn Zender.


Gij zult mij zoeken en niet vinden, en waar ik zal zijn kunt gij niet komen.


Hierop zeiden de Joden tot elkander: Waarheen zal hij gaan waar wij hem niet kunnen vinden? Hij wil toch niet naar de onder de Grieken verstrooiden gaan en den Grieken leeren?


Wat beduidt dat wat hij zeide: Gij zult mij zoeken en niet vinden, en waar ik ben kunt gij niet komen?

Tweet thisPost on Facebook

Op den laatsten dag van het feest, den grootsten, stond Jezus met luide stem te spreken: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke.


Wie in mij gelooft, stroomen van levend water zullen, zooals de Schrift zegt, uit zijn binnenste vloeien.


Hiermee bedoelde hij den Geest, welken zij die in hem geloofden zouden ontvangen. Want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.


Sommigen uit de schare zeiden, toen zij dit hoorden: Dit is waarlijk de profeet!


anderen zeiden: Hij is de Christus; anderen: De Christus komt toch niet uit Galilea?


Zegt de Schrift niet dat de Christus uit het zaad van David zal zijn en uit Bethlehem komen, de plaats waar David woonde?


Zoo ontstond onder de schare over hem verdeeldheid.

Tweet thisPost on Facebook

Sommigen uit haar wilden hem vatten, maar niemand sloeg de hand aan hem.

Tweet thisPost on Facebook

En de dienaren keerden naar de overpriesters en Farizeen terug, en toen dezen hun vroegen: Waarom hebt gij hem niet meegebracht?

Tweet thisPost on Facebook

antwoordden de dienaren: Nooit sprak een mensch zooals deze mensch sprak.

Tweet thisPost on Facebook

De Farizeen antwoordden hun: Gij zijt toch ook niet verleid?

Tweet thisPost on Facebook

Geen der overheden heeft immers in hem geloofd, noch een der Farizeen?


Maar dit volk, dat de wet niet kent, is vervloekt.

Tweet thisPost on Facebook

Toen zeide Nicodemus tot hen: (-)dit was de man die vroeger eens bij Jezus gekomen was; hij was een van hen(-)


Onze wet veroordeelt immers niemand dan na hem vooraf gehoord te hebben en te hebben onderzocht wat hij doet?


Maar zij antwoordden hem: Gij komt toch ook niet uit Galilea? Onderzoek het maar; dan zult gij zien dat uit Galilea nooit een profeet opstaat.


Toen ging ieder van hen naar zijn huis

Tweet thisPost on Facebook






This goes to iframe