Handelingen



Handelingen 24


Vijf dagen later kwam de hoogepriester Ananias, met eenige oudsten en zekeren advokaat Tertullus, te Cesarea; zij brachten bij den landvoogd hun klacht in tegen Paulus.


Toen deze ontboden was, begon Tertullus hem aldus te beschuldigen:


Daar wij door u grooten vrede genieten en door uw beleid vele dingen voor dit volk verbeterd worden, erkennen wij dit overal en altijd, Hoogedele Felix, met de grootste dankbaarheid.


Maar om u niet te lang op te houden, ik bid u ons met uw gewone welwillendheid kort aan te hooren.

Tweet thisPost on Facebook

Wij hebben bevonden dat deze man een pest is, een die onlusten verwekt onder de Joden over de geheele wereld en een voorstander is van de sekte der Nazoreers,


die zelfs getracht heeft den tempel te bezoedelen. Wij hebben daarom hem gegrepen.


...


Gij zult zelf van hem bij het verhoor het nadere kunnen vernemen over alles waarvan wij hem beschuldigen. (-)


De Joden ondersteunden de aanklacht door te verklaren dat de zaak zoo was.

Tweet thisPost on Facebook

Op een wenk van den landvoogd dat hij mocht spreken antwoordde Paulus: Daar ik weet dat gij reeds vele jaren bestierder van dit volk zijt, verantwoord ik mij welgemoed,

Tweet thisPost on Facebook

omdat gij kunt weten dat er niet meer dan twaalf dagen verloopen zijn sedert ik te Jeruzalem kwam om te aanbidden.


Ook heeft men mij niet aangetroffen terwijl ik in den tempel met iemand redetwistte of het volk in opstand bracht, evenmin in een synagoge of op straat.


Zij kunnen ook niet bewijzen waarvan zij mij nu beschuldigen.


Maar dit erken ik voor u, dat ik overeenkomstig den Heilsweg dien zij ketterij noemen den voorvaderlijken God dien, geloovend in alwat met de wet overeenkomt en in de Profeten geschreven staat,


dezelfde hoop op God koesterend die zijzelf deelen, dat er een opstanding van goeden en boozen zijn zal.


Daarom doe ik ook mijn best in ieder opzicht een zuiver geweten te hebben voor God en menschen.


Na vele jaren ben ik hier gekomen om aalmoezen aan mijn volk te brengen, benevens offers.


Toen ik hierbij geheiligd was, hebben eenige Joden uit Azie mij in den tempel aangetroffen, zonderdat er sprake was van volksoploop of opschudding.


Die mannen moesten voor u zijn verschenen en mij beschuldigen, als zij iets tegen mij hadden in te brengen.


Laat anders dezen hier zeggen aan welke verkeerdheid zij mij schuldig hebben bevonden toen ik voor den Grooten Raad stond,

Tweet thisPost on Facebook

behalve dit eene woord dat ik uitriep toen ik onder hen stond: Ik sta heden bij u terecht over de doodenopstanding.


Felix, die omtrent den Heilsweg zeer goed onderricht was, verdaagde de zaak en zeide: Wanneer de hoofdman Lysias hier is gekomen, dan zal ik van uw aanklacht nader kennis nemen.

Tweet thisPost on Facebook

Hij beval den officier hem in bewaring te houden, maar het hem licht te maken en niemand zijner vrienden te beletten hem van dienst te zijn.


Na eenige dagen kwam Felix met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, ontbood Paulus en hoorde hem over het geloof in Christus Jezus spreken.

Tweet thisPost on Facebook

Maar toen hij sprak over rechtvaardigheid, ingetogenheid en het toekomstig oordeel, werd Felix bevreesd en antwoordde: Ga voor ditmaal heen, en als ik er tijd voor gevonden heb, zal ik u opnieuw roepen.

Tweet thisPost on Facebook

Tevens hoopte hij dat hem door Paulus geld zou gegeven worden. Daarom ontbood hij hem meermalen en sprak dan met hem.


Maar na verloop van twee jaar kreeg Felix Porcius Festus tot opvolger en liet, daar hij den Joden wilde believen, Paulus als gevangene achter.







This goes to iframe