Romeinen



Romeinen 4


Nu dan, langs welken weg zullen wij zeggen dat Abraham, onze voorvader naar het vleesch, het gevonden heeft?

Tweet thisPost on Facebook

Is hij gerechtvaardigd op grond van zijn werken, dan heeft hij stof tot roemen, maar niet voor God.


Want wat zegt de Schrift? Abraham heeft in God geloofd, en dit is hem aangerekend tot gerechtigheid.


Nu, als iemand werkt, dan wordt hem het loon niet toegerekend naar gunst, maar naar wat men hem verschuldigd is;


werkt iemand niet, maar gelooft hij in Dengene die den goddelooze als een rechtschapene behandelt, dan wordt zijn geloof gerekend gerechtigheid te zijn;


zooals ook David spreekt van de zaligspreking des menschen van wien God erkent dat hij, buiten zijn werken om, in den rechten staat verkeert.


Zalig zij wier ongerechtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn!


Zalig de man wien de Heer de zonde niet toerekent!

Tweet thisPost on Facebook

Ziet die zaligspreking op besnedenen of ook op onbesnedenen? Wij gaan immers uit van: Aan Abraham is het geloof aangerekend tot gerechtigheid?

Tweet thisPost on Facebook

In welken toestand is hem dit aangerekend, toen hij besneden of terwijl hij onbesneden was? Niet nadat hij besneden, maar toen hij nog onbesneden was.

Tweet thisPost on Facebook

En hij heeft het teeken der besnijdenis gekregen als een bezegeling van het gerechtvaardigd zijn uit geloof, in onbesneden toestand verworven. Zoo is hij de vader geworden en van alle onbesneden geloovigen, zoodat hun dezelfde rechtvaardiging ten deel valt,


en van de besnedenen, voor zoover zij niet allen besneden zijn, maar ook de voetstappen drukken van onzen vader Abraham, die het geloof bezat terwijl hij nog onbesneden was.

Tweet thisPost on Facebook

Immers de belofte aan Abraham, of aan zijn nakroost, dat hij de wereld zou erven, is niet afhankelijk van de wet, maar van geloofsgerechtigheid.


Want indien zij die de wet aanhangen erfgenamen zijn, dan is het geloof van alle waarde beroofd en de belofte vervallen.


De wet toch verwekt toorn; maar waar geen wet is, daar is ook geen overtreding.


Daarom gaat het uit geloof opdat het naar genade zou gaan en de belofte zou gelden voor het geheele nakroost niet alleen voor hem die de wet aanhangt, maar ook voor hem die het geloof van Abraham heeft. Deze toch is ons aller vader;


zooals geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld omdat hij geloofde in God, die de dooden levend maakt en hetgeen niet bestaat in het aanzijn roept.


Immers, in hopelooze omstandigheden heeft hij hoopvol geloofd dat hij de vader van vele volken worden zou, naar de belofte: Zoo talrijk zal uw nakroost zijn.


Zonder eenige betooning van zwakheid in het geloof, heeft hij wel degelijk gelet op zijn eigen afgeleefd lichaam(-)hij was reeds ongeveer honderd jaar oud(-)en op de volslagen verdorring van Sara's moederschoot;


toch heeft hij de belofte Gods niet betwijfeld, maar kracht gekregen door het geloof, heeft Gode eer gegeven

Tweet thisPost on Facebook

en was vast overtuigd dat Hij machtig was het beloofde ook tot stand te brengen.


Daarom is het hem ook aangerekend tot gerechtigheid.

Tweet thisPost on Facebook

Dat het hem zoo is aangerekend staat niet alleen met het oog op hem geschreven,


maar ook met het oog op ons, wien het zal aangerekend worden dat wij gelooven in Hem, die Jezus, onzen Heer, uit de dooden heeft opgewekt,


hem die om onze overtredingen is overgeleverd en opgewekt om ons te rechtvaardigen.







This goes to iframe