1 Korinthiers



1 Korinthiers 9


Zoo! ben ik niet vrij? ben ik geen apostel? heb ik onzen Heer Jezus niet gezien? Maar gij zijt immers mijn werk in den Heer?


Al ben ik voor anderen geen apostel, voor u ben ik het wel; want de bezegeling van mijn apostelschap zijt gij in den Heer.


Dat is mijn verantwoording tegenover hen die mij beschuldigen.

Tweet thisPost on Facebook

Hebben wij niet de vrijheid te eten en te drinken?


Hebben wij niet de vrijheid een zuster als vrouw mee te nemen, zooals de overige apostelen en de broeders des Heeren en Kefas?


Of hebben alleen ik en Barnabas het recht niet handenarbeid na te laten?


Wie betaalt ooit als soldaat zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard en geniet er de vrucht niet van? Of wie hoedt een kudde en geniet niet van de melk der dieren?


Spreek ik zoo alleen naar menschelijk inzicht, of zegt niet de wet hetzelfde?

Tweet thisPost on Facebook

Immers, in de wet van Mozes staat: Gij zult een dorschend rund niet muilbanden. God zorgt toch niet voor de runderen!


Hij zegt het immers blijkbaar met het oog op ons? Want met het oog op ons is geschreven dat de ploeger moet ploegen en de dorscher moet dorschen, op hoop zijn deel er van te krijgen.


Indien wij voor u de geestelijke gaven gezaaid hebben, is het dan iets van beteekenis dat wij uw stoffelijke gaven oogsten?


Indien anderen deel hebben aan dat waarover gij te beschikken hebt, zou dit dan niet eer ons toekomen? Toch maakten wij van dat recht geen gebruik, maar laten ons allerlei welgevallen om niet aan de Christusprediking iets in den weg te leggen.


Weet gij niet dat de tempeldienaren hun onderhoud hebben van de tempelgaven, en dat zij die aan het altaar verbonden zijn een deel krijgen van hetgeen op het altaar komt?


Desgelijks heeft de Heer verordend dat zij die de Blijde boodschap brengen daarvan ook leven zullen.


Doch ik heb hiervan geenerlei gebruik gemaakt, en schrijf dit ook niet opdat het op mij toegepast worde; want het ware mij beter te sterven dan dat(-)neen; mijn roem rooft niemand mij!

Tweet thisPost on Facebook

Immers, dat ik Christus predik, daarop mag ik mij niet beroemen; want ik kan niet anders; wee mij indien ik niet predik!

Tweet thisPost on Facebook

Welnu, deed ik dat vrijwillig, ik zou aanspraak op loon hebben; maar indien onvrijwillig, dan ben ik niet meer dan beheerder.


Maar wat is dan mijn loon? Dit dat ik mijn predikwerk kosteloos doe, en van mijn recht op het loon van prediker geen gebruik maak.

Tweet thisPost on Facebook

Zoo heb ik mij, hoewel vrij tegenover allen, van allen den dienaar gemaakt om een groot getal van hen te winnen;


voor de Joden ben ik als een Jood geworden om Joden te winnen; voor hen die onder de wet staan als een die ander de wet staat(-)hoewel ikzelf niet onder de wet sta(-)om hen die onder de wet staan te winnen.


Daarentegen ben ik voor hen die geen wet hebben als een die geen wet heeft(-)al sta ik tegenover God wel degelijk onder een wet, daar ik aan de wet van Christus gebonden ben(-)om hen die geen wet hebben te winnen.


Voor de zwakken ben ik een zwakke geworden om de zwakken te winnen; voor allen ben ik alles geworden om althans eenigen te redden.


Alles doe ik ter wille van de Blijde boodschap om mee deel aan haar te krijgen.

Tweet thisPost on Facebook

Weet gij niet dat wel allen die aan den wedloop deelnemen loopen, maar slechts een den prijs krijgt? Loopt zoo dat gij dien krijgt.


En allen die aan den wedstrijd meedoen onthouden zich van allerlei: zij om een vergankelijken krans, wij om een onvergankelijken te verkrijgen.


Ik nu loop niet als een die in den blinde loopt, ik vecht niet als een die in de lucht slaat;


maar ik kastijd mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet wellicht, terwijl ik anderen predik, zelf voor de proef te bezwijken.







This goes to iframe