2 Korinthiers



2 Korinthiers 10


Bij de zachtmoedigheid en toegevendheid van Christus bid ikzelf, Paulus, u, ik, die persoonlijk onder u zoo schuchter, maar ver van u zoo moedig tegenover u ben;


ik smeek u mij niet te noodzaken als ik bij u kom moed te toonen met dat zelfvertrouwen dat ik denk te gebruiken tegen sommigen, die meenen dat wij ons laten bewegen door vleeschelijke drijfveeren.


Want al leven wij in het vleesch, wij voeren toch geen vleeschelijken strijd;

Tweet thisPost on Facebook

de wapenen toch waarmee wij strijden zijn niet vleeschelijk, maar krachtig in Gods oog tot omverwerping van sterkten.


Daarmee vernielen wij spitsvondigheden en alle muren die zich verheffen tegen de kennis van God, nemen allerlei bedenkselen gevangen, ze onder de gehoorzaamheid aan Christus brengend,


en houden ons gereed om elke ongehoorzaamheid te bestraffen; wanneer uw gemeente in haar geheel gehoorzaam is geworden.


Let op wat voor de hand ligt. Vertrouwt iemand van zichzelf dat hij Christus toebehoort, hij bedenke ook bij zichzelf dat wij evengoed Christus toebehooren als hij.


Want zelfs indien ik mij nog iets meer beroemde op de macht die de Heer ons verleend heeft(-)om u op te bouwen en niet om u af te breken(-)zou ik niet beschaamd worden;

Tweet thisPost on Facebook

anders zou ik den schijn verwekken dat ik door brieven u tracht te verschrikken.

Tweet thisPost on Facebook

Zij zeggen toch: De brieven zijn wel zwaarwichtig en forsch, maar zijn persoonlijk optreden is zwak, en zijn woord niets waard.


Wie zoo iets zegt bedenke dat ik dezelfde man ben, die als ik bij u ben handelend optreedt als die afwezig in brieven u toespreekt.

Tweet thisPost on Facebook

Want wij wagen het niet onszelf te rekenen tot sommigen die zichzelf aanbevelen of ons met hem te vergelijken; maar zij zijn zoo onverstandig om zich aan zichzelf te meten en zich te vergelijken met zichzelf.


Wij daarentegen willen ons niet bovenmate beroemen maar naar het meetsnoer dat God te onzer beschikking heeft gesteld, ten einde u te bereiken.

Tweet thisPost on Facebook

Want wij rekken ons niet uit, alsof wij u niet bereiken kunnen; immers, wij zijn inderdaad tot u gekomen door de prediking van Christus.


Neen, wij roemen niet op hetgeen buiten het ons gegeven meetsnoer door anderen is verricht, maar koesteren, terwijl wij naar het ons gegeven meetsnoer arbeiden, de hoop, bij het toenemen van uw geloof, nog hooger plaats onder u in te nemen,


ja, nog verder dan bij u de Heilmare te brengen, niet om in eens anders meetsnoer mij te beroemen op wat reeds gedaan was.

Tweet thisPost on Facebook

Maar wie roemt roeme in den Heer;


want niet wie zichzelf aanbeveelt staat de proef door, maar hij dien de Heer aanbeveelt.







This goes to iframe