2 Korinthiers



2 Korinthiers 6


Daaraan werken wij mee, en wij vermanen u te zorgen niet vruchteloos Gods genade ontvangen te hebben.


Want Hij zegt: In den tijd des welgevallens heb Ik u verhoord, en op den dag des heils heb Ik u geholpen. (-)Zie, nu is het de tijd des welgevallens; zie, nu is het de dag des heils.


Wij geven in geenen deele eenigen aanstoot; opdat aan de bediening geen smet aangewreven worde;


neen, in alles bevelen wij als Gods dienaren ons aan onder velerlei geduldsoefening, verdrukking, nood, benauwdheid,


slagen, gevangenschappen, onrust, gezwoeg, nachtwaken, vasten;

Tweet thisPost on Facebook

door een reinen wandel, kennis, lankmoedigheid, vriendelijkheid, heiligen geest, ongeveinsde liefde,

Tweet thisPost on Facebook

door prediking der waarheid, door kracht Gods, met de wapenen waarmee voor de gerechtigheid wordt gestreden, wapenen van aanval en van verdediging,


temidden van eer en schande, van blaam en lof, tegelijk als bedriegers en waarachtigen;

Tweet thisPost on Facebook

onbekend en welbekend, als stervenden(-)zie, wij leven, als getuchtigden en niet gedood,


als bedroefden die altijd zich verheugen, als armen die velen rijk maken, als menschen die niets hebben en alles bezitten.

Tweet thisPost on Facebook

Ja, Korinthiers, wij hebben onzen mond voor u opengedaan, ons hart is ruim geworden;

Tweet thisPost on Facebook

gij hebt geen enge plaats in ons, maar zijt zelf enghartig.


Nu is het uw beurt, ik spreek als tot kinderen, maakt ook gij ruimte in uw hart.

Tweet thisPost on Facebook

Gaat niet met ongeloovigen in een gespan; want welke gemeenschap is er tusschen de gerechtigheid en de ongerechtigheid? Wat heeft het licht met de duisternis uitstaande?


Welke overeenkomst is er tusschen Christus en Belial? Of wat heeft de geloovige met den ongeloovige gemeen?

Tweet thisPost on Facebook

Hoe past de tempel Gods bij afgoden? Wij immers zijn een tempel van den levenden God; zooals God zegt: Ik zal onder hen wonen en verkeeren; Ik zal hun God zijn, en zij zullen mijn volk wezen.


Gaat daarom uit hun midden weg weg en zondert u af, zegt de Heer; raakt niets onreins aan, en Ik zal u aannemen


en u tot een Vader zijn, terwijl gij Mij tot zonen en dochteren zult wezen, zegt de Heer, de Almachtige.







This goes to iframe