1 Thessalonica



1 Thessalonica 4


Ten slotte dan, broeders, wij komen tot u met een verzoek en een Christelijke vermaning: Gij hebt van ons vernomen, hoe gij u moet gedragen om Gode welgevallig te zijn en gij gedraagt u reeds zoo welnu, zorgt dat gij hierin steeds meer vordert.


Want gij weet wel, welke voorschriften wij u in naam van den Heer Jezus gegeven hebben.

Tweet thisPost on Facebook

Dit toch is de wil van God, uw heiliging: van de ontucht moet gij u onthouden;


ieder uwer moet weten zich een eigen vrouw te verwerven in heiligheid en eerbaarheid,


niet in zinlijke begeerte, zooals de heidenen, die God niet kennen.


Verder ga niemand zich in handelszaken te buiten door inhaligheid jegens zijn broeder; want de Heer is een rechter over al die dingen, zooals wij u vroeger gezegd en betuigd hebben.


God toch heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar tot heiligheid.


Dus, wie dat verwerpt verwerpt niet een mensch, maar God, die zijn Heiligen Geest in uw hart gegeven heeft.


Wat nu de broederliefde aangaat, hierover is het niet noodig u te schrijven; want gij hebt zelf van God geleerd elkander lief te hebben.


Immers, gij doet dat ook jegens alle broeders in geheel Macedonie. Wij vermanen u dan, broeders, hierin nog overvloediger te worden

Tweet thisPost on Facebook

en er uw eer in te stellen rustig te leven, uw eigen zaken te behartigen en u met uw handwerk bezig te houden, zooals wij u voorgeschreven hebben;


opdat uw gedrag in de oogen van hen die buiten de gemeente staan betamelijk zij en gij niemands hulp behoeft.

Tweet thisPost on Facebook

Wij willen niet, broeders, dat gij onkundig zijt betreffend het lot der ontslapenen; opdat gij niet bedroefd moogt zijn, gelijk de overigen, die geen hoop koesteren.


Want indien Jezus, zooals wij gelooven, is gestorven en opgestaan, dan zal God ook de in Jezus ontslapenen met hem meevoeren.


Want dit zeggen wij u in naam des Heeren: Wij die overblijven en de komst des Heeren beleven, wij zullen de ontslapenen niet voorgaan.


Want de Heer zelf zal op een bevelwoord, terwijl de stem van een aartsengel en een bazuin Gods uit den hemel weerklinken, neerdalen; dan zullen eerst zij die in Christus' gemeenschap gestorven zijn opstaan;


daarna zullen wij die overgebleven zijn en het beleven tegelijk met hen op wolken weggevoerd worden, den Heer in de lucht tegemoet. Zoo zullen wij altijd bij den Heer zijn.


Vertroost elkander dus met deze woorden.

Tweet thisPost on Facebook






This goes to iframe