2 Thessalonica



 


Paulus, Silvanus en Timotheus aan de gemeente der Thessalonicenzen, de gemeente van God, onzen Vader, en van den Heer Jezus Christus:


genade en vrede mogen u verleend worden van God, den Vader, en van den Heer Jezus Christus.

Tweet thisPost on Facebook

Het is onze plicht God altijd over u te danken, broeders. Dat is billijk omdat uw geloof zoo sterk wast en uw onderlinge liefde in u allen, hoofd voor hoofd, zoo groot is;


zoodat wijzelf ons in Gods gemeenten op u beroemen wegens uw volharding en geloof onder al de vervolgingen en verdrukkingen die gij doorstaat.


Zij zijn een proeve van Gods gerecht oordeel dat gij het Koninkrijk Gods waardig zult gekeurd worden, waarvoor gij nu lijdt.


Immers, het is recht en billijk dat God hen die u benauwen met benauwing vergeldt


en u die benauwd wordt met ons verkwikking geeft. En dat zal geschieden wanneer de Heer Jezus uit den hemel met zijn machtige engelen in een vuurvlam verschijnt


en vergelding brengt aan hen die God niet gekend hebben en gehoorzaamheid weigeren aan de blijde boodschap van onzen Heer Jezus.


Ja, zij zullen boeten met het eeuwig verderf voor het aangezicht des Heeren en de heerlijkheid zijner kracht,


wanneer hij op dien dag zich verheerlijkt in zijn heiligen en bewonderd wordt in al de geloovigen; want bij u, heeft onze prediking geloof gevonden.

Tweet thisPost on Facebook

Daartoe bidden wij ook altijd voor u dat onze God u uw roeping waardig keure en uw welbehagen in alwat goed is en uw geloofswerk door zijn macht volkomen make;

Tweet thisPost on Facebook

opdat de naam van onzen Heer Jezus in u verheerlijkt worde, en gij in hem, volgens de genade van onzen God en den Heer Jezus Christus.







This goes to iframe