2 Timotheus



2 Timotheus 4


Ik bezweer u bij God en bij Christus Jezus, die levenden en dooden zal richten; ik bezweer u bij zijn verschijning en bij zijn koninkrijk:


Predik het woord, kom daarvoor op, tijdig en ontijdig, wijs terecht, bestraf, vermaan, in alle lankmoedigheid en leering.


Want er zal een tijd komen waarin men de gezonde leer niet verdraagt, maar, hunkerend naar wat het oor kittelt, een hoop leeraren naar eigen smaak zoekt te krijgen.


Maar van de waarheid zullen zij de ooren afwenden, en tot fabelen zich keeren.


Wees gij daarentegen nuchter in alles, leer te lijden, doe het werk van een Christusprediker en vervul uw ambt getrouw tot het einde.


Want wat mij betreft, ik word reeds geplengd, en de tijd van mijn heengaan is aanstaande.


Ik heb den goeden strijd gestreden, mijn loop ten einde gebracht, het geloof behouden.

Tweet thisPost on Facebook

Nu is voor mij de krans der gerechtigheid weggelegd, dien de Heer, de rechtvaardige rechter, mij in den grooten dag geven zal, en niet alleen mij, maar ook allen die zijn verschijning hebben liefgehad.


Doe uw best spoedig bij mij te komen.


Want Demas heeft mij verlaten, daar hij de wereld heeft liefgekregen; hij is naar Thessalonica vertrokken, Crescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie.


Alleen Lucas is bij mij gebleven. Neem Marcus mee en breng hem hier; want hij kan mij van grooten dienst zijn.


Tychicus heb ik naar Efeze gezonden.


Breng, wanneer gij komt, den mantel mee dien ik te Troas bij Karpus achterliet, alsook de boeken, vooral de perkamenten.

Tweet thisPost on Facebook

Alexander, de smid, heeft mij veel kwaad gedaan; de Heer zal hem wat hij gedaan heeft betaald zetten.


Wees ook gij voor hem op uw hoede; want hij heeft onze woorden heftig bestreden.

Tweet thisPost on Facebook

Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijgestaan; allen hebben mij verlaten; het worde hun niet toegerekend.


Maar de Heer stond mij bij en sterkte mij, opdat door mij de prediking haar vollen eisch zou krijgen en alle volken haar zouden hooren; zoo werd ik uit den muil van den leeuw gered.


De Heer zal mij redden uit alle booze aanslagen en mij bewaren, zoodat ik in het hemelsch koninkrijk kom van Hem wien de eer tot in alle eeuwigheid toekomt. Amen.


Groet Prisca en Aquila en het huis van Onesiforus.


Erastus is in Korinthe gebleven; Trofimus heb ik ziek te Milete achtergelaten.


Doe uw best voor den winter te komen. U groeten Eubulus, Pudens, Linus, Claudia en alle broeders.


De Heer zij met uw geest. De genade zij met ulieden.

Tweet thisPost on Facebook






This goes to iframe