Titus



 


Paulus, een dienaar van God en apostel van Jezus Christus, volgens het geloof van Gods uitverkorenen en de kennis der waarheid die bij de vroomheid past,


die de bron is der hoop op het eeuwige leven, dat voor eeuwige tijden beloofd is door God, die nimmer liegt, en die te rechter tijd zijn woord heeft geopenbaard


door de prediking die mij is toevertrouwd krachtens de opdracht van God, onzen redder(-)aan Titus, zijn echten zoon krachtens het gemeenschappelijk geloof;


genade en vrede mogen uw deel zijn van God, den Vader, en van Christus Jezus, onzen redder.


De reden waarom ik u op Kreta achterliet was dat gij wat ik onafgedaan heb gelaten zoudt voltooien, en in elke stad oudsten aanstellen, zooals ik u opgedragen heb(-)


en wel mannen op wier naam geen smet kleeft, slechts eenmaal gehuwd, vaders van geloovige kinderen, die niemand beschuldigen kan van zedeloosheid en losbandigheid.

Tweet thisPost on Facebook

Want de naam van een opziener der gemeente moet smetteloos zijn, daar hij een beheerder van Gods huis is, geen aanmatigend, oploopend man, geen drinker of vechtlustige, geen zoeker van vuil gewin,


maar gastvrij, met liefde voor alwat goed is, bezonnen, rechtvaardig, heilig, zichzelf beheerschend,

Tweet thisPost on Facebook

die zich houdt aan het woord dat met de ware leer strookt; opdat hij ook in staat zij met de gezonde leer te vermanen en de tegensprekers te weerleggen.


Want er zijn veel tuchtelooze menschen, praatjesmakers, die anderen het hoofd op hol brengen; de ergste zijn zij die van Joodsche afkomst zijn.


Men moet hun den mond stoppen; anders brengen zij heele gezinnen in de war door onbehoorlijke dingen uit schandelijke winzucht te leeren.


Een hunner hun eigen profeet, heeft gezegd: Kretenzen zijn altijd leugenaars, kwade beesten, luie buiken.


Die getuigenis is waar. Daarom moet ge wanneer gij hen bestraft korte metten met hen maken, opdat zij het gezonde geloof krijgen

Tweet thisPost on Facebook

en zich niet hechten aan Joodsche fabelen en voorschriften van menschen die aan de waarheid den rug toekeeren.


Alles is den reinen rein; voor de bezoedelden en ongeloovigen is niets rein, maar zoowel hun verstand als hun geweten is bezoedeld.


Zij beweren God te kennen, maar loochenen Hem door hun gedrag, daar zij verfoeilijke menschen zijn, ongehoorzaam, voor ieder goed werk onbruikbaar.







This goes to iframe