Judas

Judas, dienstknecht van Jezus Christus en broeder van Jacobus, aan de in God den Vader geliefde en voor Jezus Christus bewaarde uitverkorenen:

barmhartigheid, vrede en liefde mogen u in ruime mate ten deel vallen.

Geliefden, daar ik mij met alle macht beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, achtte ik het noodig u een vermaning te schrijven: dat gij strijden moet voor het geloof dat eens[ -]voor[ -]al aan de heiligen is overgeleverd.

Nu wil ik u in gedachtenis brengen u, die eens[ -]voor[ -]al alles weet dat de Heer, na zijn volk uit Egypteland verlost te hebben, ten tweeden male de ongeloovigen heeft omgebracht,

en dat hij de engelen die voor hun heerschappij niet gezorgd, maar hun eigen woonsteden verlaten hebben, tot het gericht van den grooten dag, met eeuwige boeien door de duisternis bedekt, heeft bewaard;

zooals ook Sodom en Gomorra en de omliggende steden, die evenals zij ontucht bedreven en aan onnatuurlijke lusten toegegeven hadden, daar als een voorbeeld liggen van de straf door het eeuwige vuur.

Eveneens bevlekken ook zij, in droomen bevangen, hun vleesch, minachten de Heerschappij en smalen op de Heerlijkheden.

Nu, de aartsengel Michael waagde het niet, toen hij met den Duivel over het lijk van Mozes twistte, een smalend oordeel te vellen, maar zeide: De Heer bestraffe u!

Maar die lieden smalen op dat waarvan zij niets weten; en in de dingen waarvan zij langs natuurlijken weg, als de redelooze dieren, wel verstand hebben, gaan zij te gronde.

Wee over hen; want zij betreden den weg van Kain, laten zich, op loon belust, door Bileams bedrog meesleepen, en gaan te gronde door weerspannigheid van Korah.

Dat zijn de schandvlekken op uw liefdemalen, zonder schroom meebrassend, zichzelf weidend, waterlooze door winden voorbijgedreven wolken, boomen in den oogsttijd zonder vruchten, tweemaal gestorven, ontworteld,

woeste zeegolven, die hun eigen schande, als schuim opwerpen, dwaalsterren, waarvoor de donkerte der duisternis voor eeuwig bewaard wordt.

Van hen heeft ook de zevende van Adam af, Henoch, aldus geprofeteerd: Zie, de Heer komt met zijn heilige duizendtallen,

ten einde over allen gericht te houden en al de goddeloozen te bestraffen om al de goddelooze werken die zij in goddeloosheid bedreven hebben en om al de ruwe woorden die de goddelooze zondaren tegen Hem hebben uitgesproken.

Dat zijn de murmureerders die op het noodlot schimpen, zich gedragen naar hun lusten, terwijl hun mond snorkend spreekt en zij grooten vleien om er voordeel van te hebben.

Maar gij, geliefden, houdt in gedachtenis wat u voorspeld is door de apostelen van onzen Heer Jezus Christus;

want zij zeiden u: In den laatsten tijd zullen er spotters zijn die zich gedragen naar hun eigen goddelooze lusten.

Dat zijn zij die scheuring veroorzaken, zinlijke menschen, die den Geest niet hebben.

Maar gij, geliefden, bouwt uzelf op door uw allerheiligst geloof, bidt in den Heiligen Geest,

bewaart uzelf in de liefde Gods, de barmhartigheid van onzen Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven verwachtend.

Wel moet gij hen met wie gij, omdat zij twijfelen, medelijden hebt

redden door hen met geweld uit het vuur te trekken, maar uw medelijden met anderen moet met vreeze gepaard gaan, daar gij zelfs het kleed dat door het vleesch bezoedeld is haat.

Hem die in staat is u voor struikelen te bewaren en vlekkeloos onder gejuich te plaatsen voor zijn heerlijkheid,

den eenigen God, onzen redder door Jezus Christus, onzen Heer, Hem zij heerlijkheid, majesteit, kracht en macht voor alle eeuwigheid en nu en tot in alle eeuwigheid. Amen.