Openbaring



Openbaring 10


Ik zag een anderen engel uit den hemel neerdalen, een sterken, gehuld in een wolk, de regenboog boven zijn hoofd, zijn aangezicht aan de zon gelijk, zijn beenen als vurige zuilen,


in zijn hand een geopende boekrol. Hij zette den rechtervoet op de zee, den linker op het land


en riep met geweldige stem, zooals een leeuw brult. En toen hij riep, lieten de zeven donders hun stem hooren.


Toen nu de zeven donders spraken, ging ik het opschrijven; maar ik hoorde een stem uit den hemel zeggen: Verzegel wat de zeven donders zeiden en schrijf het niet op.


En de engel dien ik zag staan op de zee en op het land hief zijn rechterhand naar den hemel op


en zwoer bij Hem, die leeft tot in alle eeuwigheid, die den hemel met wat daarin is en de aarde met wat daarop is en de zee met wat daarin is heeft geschapen: Er zal geen tijd meer zijn;


maar in de dagen waarin de zevende engel zich laat hooren, wanneer hij zal blazen, dan is de geheime raad Gods volbracht, de Heilmare die Hij aan zijn dienaren de profeten heeft meegedeeld.


En de stem die ik van den hemel had gehoord sprak wederom tot mij en zeide: Ga, neem het geopende boek dat de engel die op de zee en op het land staat in de hand heeft.

Tweet thisPost on Facebook

Ik ging dan naar den engel, hem zeggend mij de boekrol te geven. Hij zeide tot mij: Neem ze en eet haar op; zij zal bitter zijn in uw lijf, maar in uw mond zoet als honing.


Zoo nam ik de boekrol uit de hand van den engel en at haar op, en zij was in mijn mond zoet als honing; maar toen ik haar opgegeten had, werd ze mij bitter in mijn lijf.

Tweet thisPost on Facebook

Toen zeide men tot mij: Gij moet wederom profeteeren tegen veel volken, natien, talen en koningen.

Tweet thisPost on Facebook







This goes to iframe