Openbaring



Openbaring 16


Toen hoorde ik een luide stem uit het heiligdom tot de zeven engelen zeggen: Gaat nu de zeven schalen van Gods toorn op de aarde uitgieten.

Tweet thisPost on Facebook

De eerste dan ging heen en goot zijn schaal op de aarde uit, en venijnige, booze zweren braken uit de menschen die het merkteeken van het Beest droegen en de aanbidders van zijn beeld.


De tweede engel goot zijn schaal uit op de zee, en zij werd bloed als van een doode, en alwat in de zee leven had stierf.


De derde engel goot zijn schaal uit over de rivieren en waterbronnen en ze werden bloed.


Toen hoorde ik den engel der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en waart, de Heilige, bij het vellen van dit vonnis:


omdat zij het bloed der heiligen en profeten vergoten hebben, hebt ook Gij aan hen bloed te drinken gegeven. Dat hebben zij verdiend!


En ik hoorde het altaar zeggen: Ja waarlijk, Heere God, Albeheerscher, billijk en rechtvaardig zijn uw vonnissen.


De vierde goot zijn schaal uit tegen de zon, en haar werd toegestaan de menschen met vuur te verbranden.


En toen de menschen werden verbrand in een geweldigen brand, lasterden zij den naam van God, die de macht heeft over die plagen, en bekeerden zich niet om Hem eer te geven.


De vijfde goot zijn schaal uit tegen den troon van het Beest, en toen zijn koninkrijk hierop verduisterd werd, beten zij zich van pijn op de tong,


lasterden, onder al hun pijnen en zweren, den God des hemels en bekeerden zich niet van hun werken.

Tweet thisPost on Facebook

De zesde goot zijn schaal uit over de Groote Rivier, den Eufraat, en haar water droogde op, zoodat de weg gebaand was voor de koningen die van het Oosten kwamen.


Toen zag ik uit den muil van den draak en den muil van het Beest en den muil van den Valschen profeet, drie onreine geesten, als kikvorschen komen;


want dat zijn de geesten der duivelen die wonderen doen, die uitgaan tot de koningen der geheele wereld om hen te verzamelen tot den strijd op den grooten dag van God, den Albeheerscher.


Zie, ik kom als een dief; zalig wie waakt en zijn kleederen aanhoudt; opdat hij niet naakt rondga en men zijn schaamte zie.


En hij verzamelde hen op de plaats die in het Hebreeuwsch Harmagedon heet.

Tweet thisPost on Facebook

De zevende goot zijn schaal over de lucht uit, en een luide stem kwam uit het heiligdom, van den kant van den troon: Het is geschied.


Toen kwamen er bliksemstralen, geluiden, donderslagen en een groote aardbeving, zooals er nooit een geweest is sedert er menschen op aarde zijn; zoo geweldig was die aardbeving!


De groote stad splitste zich in drie deelen, en de steden der heidenen vielen in. Men bracht bij God het groote Babylon in gedachtenis om het den beker van den wijn van zijn grimmigen toorn te geven.


Alle eilanden vloden, de bergen waren niet meer te vinden.


Een geweldige hagelbui, van steenen veel ponden zwaar, viel uit den hemel op de menschen, en de menschen lasterden God te midden van de hagelplaag; want de plaag was ontzaglijk groot.








This goes to iframe