Openbaring



Openbaring 22


Ook toonde hij mij een rivier van levend water, helder als kristal, uit den troon van God en het Lam voortkomend.


In het midden van het plein der stad en aan weerszijden der rivier stonden levensboomen, die alle twaalfmaal vruchtdragen, elke maand weer; en de bladeren dier boomen dienen tot genezing der volken.


Niets waarop een banvloek rust zal er meer zijn. In die stad zal de troon van God en het Lam staan, en zijn dienstknechten zullen Hem dienen


en zijn aangezicht zien, terwijl zijn naam op hun voorhoofd staat.


Nacht zal er niet meer zijn; het licht van kandelaar noch zon zullen zij behoeven; want de Heere God zal over hen stralen, en zij zullen heerschen tot in alle eeuwigheid.


Hij zeide tot mij: Dit zijn betrouwbare en ware woorden; de Heer, de God van de geesten der profeten, heeft zijn engel gezonden om aan zijn dienstknechten te toonen wat welhaast geschieden moet.


En zie, ik kom spoedig. Zalig wie de woorden der profetie van dit boek bewaart.


Ik nu, Johannes, ben het die dit hoorde en zag. En toen ik het gehoord en gezien had, viel ik neer voor de voeten van den engel die mij dit toonde.


Maar hij zeide tot mij: Wacht u daarvoor. Ik ben een mededienstknecht van u, van uw broeders de profeten en van hen die de woorden van dit boek bewaren. Aanbid God.

Tweet thisPost on Facebook

Toen zeide hij tot mij: Verzegel de woorden der profetie van dit boek niet; want de tijd is nabij.


Wie goddeloos is zij het verder ook, wie bevlekt is ga voort zich te bevlekken, de brave doe nog meer goede werken, de heilige worde nog heiliger.


Zie, ik kom weldra; het loon dat ik geef heb ik bij mij, ten einde aan ieder te vergelden wat hij gedaan heeft.


Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.


Zalig wie hun kleeren wasschen om te kunnen beschikken over de levensboomen en door de poorten de stad binnen te gaan.


Daarbuiten zijn de honden, de toovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en alwie leugen liefheeft en spreekt.


Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden om aan ulieden deze dingen ten behoeve der gemeenten te getuigen. Ik ben de wortel en de telg van David, de lichtende morgenster.


De Geest en de Bruid zeggen: Kom! Hij die het hoort zegge: Kom! en wie dorst heeft kome, en alwie wil neme omniet van het levenswater.


Aan ieder die de profetische woorden van dit boek hoort verklaar ik: Indien iemand er iets aan toevoegt, dan zal God op hem toevoegen de plagen die in dit boek beschreven zijn;


en indien iemand iets afneemt van de profetische woorden van dit boek, dan zal God hem zijn deel aan de levensboomen en de heilige stad, die beschreven zijn in dit boek, afnemen.


Hij die dit getuigt zegt: Waarlijk, ik kom spoedig. Amen. Kom, Heere Jezus!


De genade van den Heer Jezus zij met allen.

Tweet thisPost on Facebook







This goes to iframe