Genesis



Genesis 36


Dit nu zijn de geboorten van Ezau, welke is Edom.


Ezau nam zijn vrouwen uit de dochteren van Kanaan, Ada, de dochter van Elon, den Hethiet, en Aholibama, de dochter van Ana, de dochter van Zibeon, den Heviet;


En Basmath, de dochter van Ismael, zuster van Nebajoth.


Ada nu baarde aan Ezau Elifaz, en Basmath baarde Rehuel.


En Aholibama baarde Jehus, en Jaelam, en Korah. Dit zijn de zonen van Ezau, die hem geboren zijn in het land Kanaan.

Tweet thisPost on Facebook

Ezau nu had genomen zijn vrouwen, en zijn zonen, en zijn dochters, en al de zielen zijns huizes, en zijn vee, en al zijn beesten, en al zijn bezitting, die hij in het land Kanaan geworven had, en was vertrokken naar een [ander] land, van het aangezicht van zijn broeder Jakob.


Want hun have was te veel, om samen te wonen; en het land hunner vreemdelingschappen kon ze niet dragen vanwege hun vee.


Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir. Ezau is Edom.


Dit nu zijn de geboorten van Ezau, den vader der Edomieten, op het gebergte van Seir.

Tweet thisPost on Facebook

Dit zijn de namen der zonen van Ezau: Elifaz, de zoon van Ada, Ezau's huisvrouw; Rehuel, de zoon van Basmath, Ezau's huisvrouw.


En de zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Zefo, en Gaetam, en Kenaz.

Tweet thisPost on Facebook

En Timna was een bijwijf van Elifaz, den zoon van Ezau, en zij baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn de zonen van Ada, Ezau's huisvrouw.


En dit zijn de zonen van Rehuel: Nahath, en Zerah, Samma en Mizza; dat zijn geweest de zonen van Basmath, Ezau's huisvrouw.

Tweet thisPost on Facebook

En dit zijn geweest de zonen van Aholibama, dochter van Ana, dochter van Zibeon, Ezau's huisvrouw; en zij baarde aan Ezau Jehus, en Jaelam, en Korah.

Tweet thisPost on Facebook

Dit zijn de vorsten der zonen van Ezau: de zonen van Elifaz, den eerstgeborene van Ezau, waren: de vorst Teman, de vorst Omar, de vorst Zefo, de vorst Kenaz.

Tweet thisPost on Facebook

De vorst Korah, de vorst Gaetam, de vorst Amalek; dat zijn de vorsten van Elifaz in het land Edom; dat zijn de zonen van Ada.

Tweet thisPost on Facebook

En dit zijn de zonen van Rehuel, den zoon van Ezau: de vorst Nahath, de vorst Zerah, de vorst Samma, de vorst Mizza; dat zijn de vorsten van Rehuel in het land Edom; dat zijn de zonen van Basmath, de huisvrouw van Ezau.

Tweet thisPost on Facebook

En dit zijn de zonen van Aholibama, de huisvrouw van Ezau: de vorst Jehus, de vorst Jaelam, de vorst Korah; dat zijn de vorsten van Aholibama, de dochter van Ana, de huisvrouw van Ezau.

Tweet thisPost on Facebook

Dat zijn de zonen van Ezau, en dat zijn hunlieder vorsten; hij is Edom.

Tweet thisPost on Facebook

Dit zijn de zonen van Seir, den Horiet, inwoners van dat land: Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana,


En Dison, en Ezer, en Disan; dat zijn de vorsten der Horieten, zonen van Seir, in het land van Edom.

Tweet thisPost on Facebook

En de zonen van Lotan waren Hori en Hemam; en Lotans zuster was Timna.

Tweet thisPost on Facebook

En dit zijn de zonen van Sobal: Alvan en Manahath, en Ebal, en Sefo, en Onam.

Tweet thisPost on Facebook

En dit zijn de zonen van Zibeon: Aja en Ana, hij is die Ana, die de muilen in de woestijn gevonden heeft, toen hij de ezels van zijn vader Zibeon weidde.


En dit zijn de zonen van Ana: Dison; en Aholibama was de dochter van Ana.

Tweet thisPost on Facebook

En dit zijn de zonen van Dison: Hemdan, en Esban, en Ithran, en Cheran.

Tweet thisPost on Facebook

Dit zijn de zonen van Ezer: Bilhan, en Zaavan, en Akan.

Tweet thisPost on Facebook

Dit zijn de zonen van Disan: Uz en Aran.

Tweet thisPost on Facebook

Dit zijn de vorsten der Horieten: de vorst Lotan, de vorst Sobal, de vorst Zibeon, de vorst Ana.

Tweet thisPost on Facebook

De vorst Dison, de vorst Ezer, de vorst Disan; dit zijn de vorsten der Horieten, naar hun vorsten in het land Seir.

Tweet thisPost on Facebook

En dit zijn koningen, die geregeerd hebben in het land Edom, eer een koning regeerde over de kinderen Israels.


Bela dan, de zoon van Beor, regeerde in Edom, en de naam zijner stad was Dinhaba.

Tweet thisPost on Facebook

En Bela stierf, en Jobab, de zoon van Zerah, van Bozra, regeerde in zijn plaats.

Tweet thisPost on Facebook

En Jobab stierf, en Husam, uit der Temanieten land, regeerde in zijn plaats.

Tweet thisPost on Facebook

En Husam stierf, en in zijn plaats regeerde Hadad, de zoon van Bedad, die Midian versloeg in het veld van Moab; en de naam zijner stad was Avith.

Tweet thisPost on Facebook

En Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn plaats.

Tweet thisPost on Facebook

En Samla stierf, en Saul van Rehoboth, aan de rivier, regeerde in zijn plaats.


En Saul stierf, en Baal-hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.

Tweet thisPost on Facebook

En Baal-hanan, de zoon van Achbor, stierf, en Hadar regeerde in zijn plaats; en de naam zijner stad was Pahu; en de naam zijner huisvrouw was Mechetabeel, een dochter van Matred, de dochter van Me-zahab.


En dit zijn de namen der vorsten van Ezau, naar hun geslachten, naar hun plaatsen, met hun namen: de vorst Timna, de vorst Alva, de vorst Jetheth,

Tweet thisPost on Facebook

De vorst Aholibama, de vorst Ela, de vorst Pinon,

Tweet thisPost on Facebook

De vorst Kenaz, de vorst Teman, de vorst Mibzar,

Tweet thisPost on Facebook

De vorst Magdiel, de vorst Iram; dit zijn de vorsten van Edom, naar hun woningen, in het land hunner bezitting; hij is Ezau, de vader van Edom.

Tweet thisPost on Facebook







This goes to iframe