1 Kronieken



1 Kronieken 2


Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar en Zebulon,


Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad en Aser.

Tweet thisPost on Facebook

De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem.


Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf.


De kinderen van Perez waren Hezron en Hamul.


En de kinderen van Zerah waren Zimri, en Ethan, en Heman, en Chalcol, en Dara. Deze allen zijn vijf.


En de kinderen van Charmi waren Achan, de beroerder van Israel, die zich aan het verbannene vergreep.


De kinderen van Ethan nu waren Azaria.

Tweet thisPost on Facebook

En de kinderen van Hezron, die hem geboren zijn, waren Jerahmeel, en Ram, en Chelubai.

Tweet thisPost on Facebook

Ram nu gewon Amminadab, en Amminadab gewon Nahesson, den vorst der kinderen van Juda;


En Nahesson gewon Salma, en Salma gewon Boaz,

Tweet thisPost on Facebook

En Boaz gewon Obed, en Obed gewon Isai,

Tweet thisPost on Facebook

En Isai gewon Eliab, zijn eerstgeborene, en Abinadab, den tweede, en Simea, den derde,


Nethaneel, den vierde, Raddai, den vijfde,

Tweet thisPost on Facebook

Ozem, den zesde, David, den zevende.

Tweet thisPost on Facebook

En hun zusters waren Zeruja en Abigail. De kinderen nu van Zeruja waren Abisai, en Joab, en Asa-el; drie.


En Abigail baarde Amasa; en de vader van Amasa was Jether, een Ismaeliet.


Kaleb nu, de zoon van Hezron, gewon kinderen uit Azuba, [zijn] vrouw, en uit Jerioth. En de zonen van deze zijn: Jeser, en Sobab, en Ardon.

Tweet thisPost on Facebook

Als nu Azuba gestorven was, zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur.

Tweet thisPost on Facebook

En Hur gewon Uri, en Uri gewon Bezaleel.


Daarna ging Hezron in tot de dochter van Machir, den vader van Gilead, en hij nam ze, toen hij zestig jaren oud was; en zij baarde hem Segub.


Segub nu gewon Jair; en hij had drie en twintig steden in het land van Gilead.


En hij nam Gesur en Aram, met de vlekken van Jair, van dezelve, met Kenath en haar onderhorige plaatsen, zestig steden. Deze allen zijn zonen van Machir, den vader van Gilead.


En na den dood van Hezron, in Kaleb-efratha, heeft Abia, Hezrons huisvrouw, hem ook gebaard Asschur, de vader van Thekoa.


De kinderen van Jerahmeel nu, den eerstgeborene van Hezron, waren [deze]: de eerstgeborene was Ram, daartoe Buna, en Oren, en Ozem [en] Ahia.

Tweet thisPost on Facebook

Jerahmeel had nog een andere vrouw, welker naam was Atara; zij was de moeder van Onam.

Tweet thisPost on Facebook

En de kinderen van Ram, den eerstgeborene van Jerahmeel waren Maaz, en Jamin, en Eker.

Tweet thisPost on Facebook

En de kinderen van Onam waren Sammai en Jada. En de kinderen van Sammai: Nadab en Abisur.

Tweet thisPost on Facebook

De naam nu der huisvrouw van Abisur was Abihail: die baarde hem Achban en Molid.

Tweet thisPost on Facebook

En de kinderen van Nadab waren Seled en Appaim; en Seled stierf zonder kinderen.

Tweet thisPost on Facebook

En de kinderen van Appaim waren Jisei; en de kinderen van Jisei waren Sesan; en de kinderen van Sesan, Achlai.

Tweet thisPost on Facebook

En de kinderen van Jada, den broeder van Sammai, waren Jether en Jonathan; en Jether is gestorven zonder kinderen.

Tweet thisPost on Facebook

De kinderen van Jonathan nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel.

Tweet thisPost on Facebook

En Sesan had geen zonen, maar dochteren. En Sesan had een Egyptischen knecht, wiens naam was Jarha.

Tweet thisPost on Facebook

Sesan nu gaf zijn dochter aan zijn knecht Jarha tot een vrouw; en zij baarde hem Attai.

Tweet thisPost on Facebook

Attai nu gewon Nathan, en Nathan gewon Zabad,


En Zabad gewon Eflal, en Eflal gewon Obed,

Tweet thisPost on Facebook

En Obed gewon Jehu, en Jehu gewon Azaria,

Tweet thisPost on Facebook

En Azaria gewon Helez, en Helez gewon Elasa,

Tweet thisPost on Facebook

En Elasa gewon Sismai, en Sismai gewon Sallum,

Tweet thisPost on Facebook

En Sallum gewon Jekamja, en Jekamja gewon Elisama.

Tweet thisPost on Facebook

De kinderen van Kaleb nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron.

Tweet thisPost on Facebook

De kinderen van Hebron nu waren Korah, en Tappuah, en Rekem, en Sema.

Tweet thisPost on Facebook

Sema nu gewon Raham, den vader van Jorkeam, en Rekem gewon Sammai.

Tweet thisPost on Facebook

De kinderen van Sammai nu waren Maon; en Maon was de vader van Beth-zur.

Tweet thisPost on Facebook

En Efa, het bijwijf van Kaleb, baarde Haran, en Moza, en Gazez; en Haran gewon Gazez.

Tweet thisPost on Facebook

De kinderen van Jochdai nu waren Regem, en Jotham, en Gesan, en Pelet, en Efa, en Saaf.

Tweet thisPost on Facebook

Uit het bijwijf Maacha gewon Kaleb: Seber en Tirhana.

Tweet thisPost on Facebook

En [de] [huisvrouw] van Saaf, den vader van Madmanna, baarde Seva, den vader van Machbena, en den vader van Gibea; en de dochter van Kaleb was Achsa.


Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader van Kirjath-jearim;

Tweet thisPost on Facebook

Salma, de vader der Bethlehemieten; Haref, de vader van Beth-gader.

Tweet thisPost on Facebook

De kinderen van Sobal, den vader van Kirjath-jearim, waren Haroe [en] Hazihammenuchoth.


En de geslachten van Kirjath-jearim waren de Jithrieten, en de Futhieten, en de Sumathieten, en de Misraieten; van dezen zijn uitgegaan de Zoraieten en de Esthaolieten.

Tweet thisPost on Facebook

De kinderen van Salma waren de Bethlehemieten, en de Netofathieten, Atroth, Beth-joab, en de helft der Manathieten, [en] de Zorieten.

Tweet thisPost on Facebook

En de huisgezinnen der schrijvers, die te Jabes woonden, de Tirathieten, de Simeathieten, de Suchathieten; dezen zijn de Kenieten, die gekomen zijn van Hammath, den vader van het huis van Rechab.







This goes to iframe