Job



Job 15


Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide:

Tweet thisPost on Facebook

Zal een wijs man winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind?

Tweet thisPost on Facebook

Bestraffende door woorden, [die] niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet?

Tweet thisPost on Facebook

Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg.

Tweet thisPost on Facebook

Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren.

Tweet thisPost on Facebook

Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u.


Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht?


Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken?


Wat weet gij, dat wij niet weten? [Wat] verstaat gij, dat bij ons niet is?


Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader.


Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u?

Tweet thisPost on Facebook

Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen?


Dat gij uw geest keert tegen God, en [zulke] redenen uit uw mond laat uitgaan.

Tweet thisPost on Facebook

Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn?


Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen.


Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water?


Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen;

Tweet thisPost on Facebook

Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft;


Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging.


Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en [weinige] jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd.


Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over.


Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde.

Tweet thisPost on Facebook

Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis.


Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde.

Tweet thisPost on Facebook

Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan.


Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden;

Tweet thisPost on Facebook

Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen;


En heeft bewoond verdelgde steden, [en] huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot [steen] hopen te worden.

Tweet thisPost on Facebook

Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde.

Tweet thisPost on Facebook

Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds.


Hij betrouwe niet op ijdelheid, [waardoor] hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen.


Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen.


Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom.

Tweet thisPost on Facebook

Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken.


Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.







This goes to iframe