Job



Job 32


Toen hielden de drie mannen op van Job te antwoorden, dewijl hij in zijn ogen rechtvaardig was.

Tweet thisPost on Facebook

Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, den Buziet, van het geslacht van Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn ziel meer rechtvaardigde dan God.


Zijn toorn ontstak ook tegen zijn drie vrienden, omdat zij, geen antwoord vindende, nochtans Job verdoemden.


Doch Elihu had gewacht op Job in het spreken, omdat zij ouder van dagen waren dan hij.

Tweet thisPost on Facebook

Als dan Elihu zag, dat er geen antwoord was in den mond van die drie mannen, ontstak zijn toorn.

Tweet thisPost on Facebook

Hierom antwoordde Elihu, de zoon van Baracheel, den Buziet, en zeide: Ik ben minder van dagen, maar gijlieden zijt stokouden; daarom heb ik geschroomd en gevreesd, ulieden mijn gevoelen te vertonen.


Ik zeide: Laat de dagen spreken, en de veelheid der jaren wijsheid te kennen geven.


Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig.


De groten zijn niet wijs, en de ouden verstaan het recht [niet].


Daarom zeg ik: Hoor naar mij; ik zal mijn gevoelen ook vertonen.

Tweet thisPost on Facebook

Ziet, ik heb gewacht op ulieder woorden; ik heb het oor gewend tot ulieder aanmerkingen, totdat gij redenen uitgezocht hadt.

Tweet thisPost on Facebook

Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is niemand, die Job overreedde, die uit ulieden zijn redenen beantwoordde;


Opdat gij niet zegt: Wij hebben de wijsheid gevonden; God heeft hem nedergestoten, geen mens.


Nu heeft hij tegen mij geen woorden gericht, en met ulieder woorden zal ik hem niet beantwoorden.

Tweet thisPost on Facebook

Zij zijn ontzet, zij antwoorden niet meer; zij hebben de woorden van zich verzet.

Tweet thisPost on Facebook

Ik heb dan gewacht, maar zij spreken niet; want zij staan stil; zij antwoorden niet meer.

Tweet thisPost on Facebook

Ik zal mijn deel ook antwoorden, ik zal mijn gevoelen ook vertonen.

Tweet thisPost on Facebook

Want ik ben der woorden vol; de geest mijns buiks benauwt mij.


Ziet, mijn buik is als de wijn, [die] niet geopend is; gelijk nieuwe lederen zakken zou hij bersten.

Tweet thisPost on Facebook

Ik zal spreken, opdat ik voor mij lucht krijge; ik zal mijn lippen openen, en zal antwoorden.

Tweet thisPost on Facebook

Och, dat ik niemands aangezicht aanneme, en tot den mens geen bijnamen gebruike!

Tweet thisPost on Facebook

Want ik weet geen bijnamen te gebruiken; in kort zou mijn Maker mij wegnemen.







This goes to iframe