Psalmen



Psalm 12


Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Scheminith. Behoud, o HEERE; want de goedertierene ontbreekt, want de getrouwen zijn weinig geworden onder de mensenkinderen.


Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, [met] vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.


De HEERE snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong;

Tweet thisPost on Facebook

Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons?

Tweet thisPost on Facebook

Om de verwoesting der ellendigen, om het kermen der nooddruftigen, zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE; Ik zal in behoudenis zetten, dien hij aanblaast.


De redenen des HEEREN zijn reine redenen, zilver, gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal.


Gij, HEERE, zult hen bewaren; Gij zult hen behoeden voor dit geslacht, tot in eeuwigheid.

Tweet thisPost on Facebook

De goddelozen draven rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen verhoogd worden.







This goes to iframe