Psalmen



Psalm 41


Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Welgelukzalig is hij, die zich verstandiglijk gedraagt jegens een ellendige; de HEERE zal hem bevrijden ten dage des kwaads.


De HEERE zal hem bewaren, en zal hem bij het leven behouden; hij zal op aarde gelukzalig gemaakt worden. Geef hem ook niet over in zijner vijanden begeerte.

Tweet thisPost on Facebook

De HEERE zal hem ondersteunen op het ziekbed; in zijn krankheid verandert Gij zijn ganse leger.

Tweet thisPost on Facebook

Ik zeide: O HEERE! wees mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd.


Mijn vijanden spreken kwaad van mij, [zeggende]: Wanneer zal hij sterven, en zijn naam vergaan?


En zo [iemand] [van] [hen] komt, om [mij] te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van.


Al mijn haters mompelen te zamen tegen mij; ze bedenken tegen mij, hetgeen mij kwaad is, [zeggende]:

Tweet thisPost on Facebook

Een Belialsstuk kleeft hem aan; en hij, die nederligt, zal niet weder opstaan.

Tweet thisPost on Facebook

Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven.


Maar Gij, o HEERE! wees mij genadig, en richt mij op; en ik zal het hun vergelden.

Tweet thisPost on Facebook

Hierbij weet ik, dat Gij lust aan mij hebt, dat mijn vijand over mij niet zal juichen.

Tweet thisPost on Facebook

Want mij aangaande, Gij onderhoudt mij in mijn oprechtigheid, en Gij stelt mij voor Uw aangezicht in eeuwigheid.


Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid! Amen, ja, amen.

Tweet thisPost on Facebook






This goes to iframe