Psalmen



Psalm 75


Voor den opperzangmeester, Al-tascheth; een psalm, een lied, voor Asaf. Wij loven U, o God! wij loven, dat Uw Naam nabij is; men vertelt Uw wonderen.

Tweet thisPost on Facebook

Als ik het bestemde [ambt] zal ontvangen hebben, zo zal ik gans recht richten.

Tweet thisPost on Facebook

Het land en al zijn inwoners waren versmolten; [maar] ik heb zijn pilaren vastgemaakt. Sela.


Ik heb gezegd tot de onzinnigen: Weest niet onzinnig; en tot de goddelozen: Verhoogt den hoorn niet.


Verhoogt uw hoorn niet omhoog; spreekt [niet] met stijven hals.

Tweet thisPost on Facebook

Want het verhogen [komt] niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn;

Tweet thisPost on Facebook

Maar God is Rechter; Hij vernedert dezen, en verhoogt genen.


Want in des HEEREN hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn droesemen uitzuigende drinken.


En ik zal het in eeuwigheid verkondigen; ik zal den God Jakobs psalmzingen.

Tweet thisPost on Facebook

En ik zal alle hoornen der goddelozen afhouwen; de hoornen des rechtvaardigen zullen verhoogd worden.







This goes to iframe