Psalmen



Psalm 9


Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Muth-labben. Ik zal den HEERE loven met mijn ganse hart; ik zal al Uw wonderen vertellen.

Tweet thisPost on Facebook

In U zal ik mij verblijden, en van vreugde opspringen; ik zal Uw Naam psalmzingen, o Allerhoogste!

Tweet thisPost on Facebook

Omdat mijn vijanden achterwaarts gekeerd, gevallen en vergaan zijn van Uw aangezicht.

Tweet thisPost on Facebook

Want Gij hebt mijn recht en mijn rechtszaak afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid.


Gij hebt de heidenen gescholden, den goddeloze verdaan, hun naam uitgedelgd, tot in eeuwigheid en altoos.


O vijand! zijn de verwoestingen voleind in eeuwigheid, en hebt gij de steden uitgeroeid? Hunlieder gedachtenis is [met] hen vergaan.

Tweet thisPost on Facebook

Maar de HEERE zal in eeuwigheid zitten; Hij heeft Zijn troon bereid ten gerichte.


En Hij Zelf zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken oordelen in rechtmatigheden.

Tweet thisPost on Facebook

En de HEERE zal een Hoog Vertrek zijn voor den verdrukte, een Hoog Vertrek in tijden van benauwdheid.

Tweet thisPost on Facebook

En die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij, HEERE, niet hebt verlaten degenen, die U zoeken.


Psalmzingt den HEERE, Die te Sion woont; verkondigt onder de volken Zijn daden.


Want Hij zoekt de bloedstortingen, Hij gedenkt derzelve; Hij vergeet het geroep der ellendigen niet.


Wees mij genadig, HEERE, zie mijn ellende aan, van mijn poorten des doods;


Opdat ik Uw gansen lof in de poorten der dochter van Sion vertelle, dat ik mij verheuge in Uw heil.


De heidenen zijn gezonken in de groeve, [die] zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden.

Tweet thisPost on Facebook

De HEERE is bekend geworden; Hij heeft recht gedaan; de goddeloze is verstrikt in het werk zijner handen! Higgajon, Sela.