Spreuken



 


Пословице цара Соломуна

De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israel,


Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands;

Tweet thisPost on Facebook

Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden;


Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid.

Tweet thisPost on Facebook

Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen;

Tweet thisPost on Facebook

Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.


De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.

Tweet thisPost on Facebook

Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet;

Tweet thisPost on Facebook

Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.

Tweet thisPost on Facebook

Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;


Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;


Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;


Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.

Tweet thisPost on Facebook

Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.

Tweet thisPost on Facebook

Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.


Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.


Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;

Tweet thisPost on Facebook

En deze loeren op hun [eigen] bloed, en versteken zich tegen hun zielen.

Tweet thisPost on Facebook

Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.


De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten; Zij verheft Haar stem op de straten.

Tweet thisPost on Facebook

Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;

Tweet thisPost on Facebook

Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?


Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.


Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte;


En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt;


Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.

Tweet thisPost on Facebook

Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;

Tweet thisPost on Facebook

Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden;


Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.


Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad;


Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.


Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.

Tweet thisPost on Facebook

Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.

Tweet thisPost on Facebook






This goes to iframe