Spreuken



Spreuken 27


Beroem u niet over den dag van morgen; want gij weet niet, wat de dag zal baren.


Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.

Tweet thisPost on Facebook

Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide.


Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan?


Openbare bestraffing is beter dan verborgene liefde.


De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden.


Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet.

Tweet thisPost on Facebook

Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats.


Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel.

Tweet thisPost on Facebook

Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is.

Tweet thisPost on Facebook

Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb.


De kloekzinnige ziet het kwaad, [en] verbergt zich; de slechten gaan henen door, [en] worden gestraft.


Als [iemand] voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende [vrouw].

Tweet thisPost on Facebook

Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden.


Een gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk.

Tweet thisPost on Facebook

Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, [die] roept.

Tweet thisPost on Facebook

Ijzer scherpt men met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten.

Tweet thisPost on Facebook

Die den vijgeboom bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, zal geeerd worden.


Gelijk [in] [het] water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens.

Tweet thisPost on Facebook

De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd.


De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof [te] [proeven].


Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken.

Tweet thisPost on Facebook

Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.

Tweet thisPost on Facebook

Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn?

Tweet thisPost on Facebook

Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden.

Tweet thisPost on Facebook

De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds.

Tweet thisPost on Facebook

Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk [hebben] tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden.

Tweet thisPost on Facebook






This goes to iframe