Prediker



Prediker 10


Een dode vlieg doet de zalf des apothekers stinken [en] opwellen; [alzo] een weinig dwaasheid een [man], die kostelijk is van wijsheid [en] van eer.

Tweet thisPost on Facebook

Het hart des wijzen is tot zijn rechter [hand], maar het hart eens zots is tot zijn linkerhand.


En ook wanneer de dwaas op den weg wandelt, zijn hart ontbreekt [hem], en hij zegt tot een iegelijk, dat hij dwaas is.


Als de geest des heersers tegen u oprijst, verlaat uw plaats niet; want het is medicijn, het stilt grote zonden.


Er is [nog] een kwaad, [dat] ik gezien heb onder de zon, als een dwaling, die van het aangezicht des oversten voortkomt.

Tweet thisPost on Facebook

Een dwaas wordt gezet in grote hoogheden, maar de rijken zitten in de laagte.

Tweet thisPost on Facebook

Ik heb knechten te paard gezien, en vorsten, gaande als knechten op de aarde.


Wie een kuil graaft, zal daarin vallen; en wie een muur doorbreekt, een slang zal hem bijten.


Wie stenen wegdraagt, zal smart daardoor lijden; wie hout klieft, zal daardoor in gevaar zijn.

Tweet thisPost on Facebook

Indien hij het ijzer heeft stomp gemaakt, en hij slijpt de snede niet, dan moet hij meerder kracht te werk stellen; maar de wijsheid is een uitnemende zaak, om [iets] recht te maken.

Tweet thisPost on Facebook

Indien de slang gebeten heeft, eer der bezwering geschied is, dan is er geen nuttigheid voor den allerwelsprekendsten [bezweerder].


De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden hemzelven.

Tweet thisPost on Facebook

Het begin der woorden zijns monds is dwaasheid, en het einde zijns monds is boze dolligheid.

Tweet thisPost on Facebook

De dwaas maakt wel veel woorden; [maar] de mens weet niet, wat het zij, dat geschieden zal; en wat na hem geschieden zal, wie zal het hem te kennen geven?


De arbeid der zotten maakt een iegelijk van hen moede; dewijl zij niet weten naar de stad te gaan.

Tweet thisPost on Facebook

Wee u, land! welks koning een kind is, en welks vorsten tot in den morgenstond eten!


Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning een zoon der edelen is, en welks vorsten ter rechter tijd eten, tot sterkte en niet tot drinkerij.


Door grote luiheid verzwakt het gebint, en door slapheid der handen wordt het huis doorlekkende.

Tweet thisPost on Facebook

Men maakt maaltijden om te lachen, en de wijn verheugt de levenden, en het geld verantwoordt alles.

Tweet thisPost on Facebook

Vloek den koning niet, zelfs in uw gedachten, en vloek den rijke niet in het binnenste uwer slaapkamer; want het gevogelte des hemels zou de stem wegvoeren, en het gevleugelde zou het woord te kennen geven.







This goes to iframe