Hooglied



Hooglied 2


Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen.

Tweet thisPost on Facebook

Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren.

Tweet thisPost on Facebook

Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er [onder], en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet.


Hij voert mij in het wijnhuis, en de liefde is Zijn banier over mij.

Tweet thisPost on Facebook

Ondersteunt gijlieden mij met de flessen, versterkt mij met de appelen, want ik ben krank van liefde.

Tweet thisPost on Facebook

Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze mij.


Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! [die] bij de reeen, of bij de hinden des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het [dezelve] luste!


[Dat] is de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen!


Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de tralien.

Tweet thisPost on Facebook

Mijn Liefste antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom!

Tweet thisPost on Facebook

Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan;

Tweet thisPost on Facebook

De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land.

Tweet thisPost on Facebook

De vijgeboom brengt zijn jonge vijgjes voort, en de wijnstokken geven reuk [met] [hun] jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en kom!

Tweet thisPost on Facebook

Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk.


Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven, want onze wijngaarden [hebben] jonge druifjes.


Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt onder de lelien,


Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether.







This goes to iframe