Jesaja



Jesaja 42


Ziet, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, [in] [Denwelken] Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij zal het recht den heidenen voortbrengen.


Hij zal niet schreeuwen, noch Zijn [stem] verheffen, noch Zijn stem op de straat horen laten.

Tweet thisPost on Facebook

Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen.


Hij zal niet verdonkerd worden, en Hij zal niet verbroken worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben besteld; en de eilanden zullen naar Zijn leer wachten.


Alzo zegt God, de HEERE, Die de hemelen geschapen, en dezelve uitgebreid heeft, Die de aarde uitgespannen heeft, en wat daaruit voortkomt; Die den volke, [dat] daarop is, den adem geeft, en den geest dengenen, die daarop wandelen:


Ik, de HEERE, heb u geroepen in gerechtigheid, en Ik zal [u] bij uw hand grijpen; en Ik zal u behoeden, en Ik zal u geven tot een Verbond des volks, tot een Licht der heidenen.


Om te openen de blinde ogen, om de gebondenen uit te voeren uit de gevangenis, [en] uit het gevangenhuis, die in duisternis zitten.


Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen anderen geven, noch Mijn lof den gesneden beelden.


Ziet, de voorgaande dingen zijn gekomen, en nieuwe dingen verkondig Ik; eer dat zij uitspruiten, doe Ik ulieden die horen.

Tweet thisPost on Facebook

Zingt den HEERE een nieuw lied, Zijn lof van het einde der aarde; gij, die ter zee vaart, en al wat daarin is, gij eilanden en hun inwoners.


Laat de woestijn en haar steden [de] [stem] verheffen, met de dorpen, [die] Kedar bewoont; laat hen juichen, die in de rotsstenen wonen, [en] van den top der bergen af schreeuwen.

Tweet thisPost on Facebook

Laat ze den HEERE de eer geven, en Zijn lof in de eilanden verkondigen.

Tweet thisPost on Facebook

De HEERE zal uittrekken als een held; Hij zal den ijver opwekken als een krijgsman; Hij zal juichen, ja, Hij zal een groot getier maken; Hij zal Zijn vijanden overweldigen.


Ik heb van ouds gezwegen, Ik heb Mij stil gehouden [en] Mij ingehouden; Ik zal uitschreeuwen, als een, die baart, Ik zal ze verwoesten, en te zamen opslokken.


Ik zal bergen en heuvelen woest maken, en al hun gras zal Ik doen verdorren; en Ik zal de rivieren tot eilanden maken, en de poelen uitdrogen.

Tweet thisPost on Facebook

En Ik zal de blinden leiden door den weg, [dien] zij niet geweten hebben, Ik zal ze doen treden door de paden, [die] zij niet geweten hebben; Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht maken, en het kromme tot recht; deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet verlaten.

Tweet thisPost on Facebook

[Maar] die zich op gesneden beelden verlaten, die tot de gegoten beelden zeggen: Gij zijt onze goden; die zullen achterwaarts keren, [en] met schaamte beschaamd worden.


Hoort, gij doven! en schouwt aan, gij blinden! om te zien.

Tweet thisPost on Facebook

Wie is er blind als Mijn knecht, en doof, gelijk Mijn bode, [dien] Ik zende? Wie is blind, gelijk de volmaakte, en blind, gelijk de knecht des HEEREN?


Gij ziet [wel] veel dingen, maar gij bewaart ze niet; of [schoon] hij de oren opendoet, zo hoort hij toch niet.


De HEERE had lust [aan] [hem], om Zijner gerechtigheid wil; Hij maakte [hem] groot [door] de wet, en Hij maakte [hem] heerlijk.


Maar [nu] is het een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen, en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden, en er is niemand, die ze redt; [tot] een plundering, en niemand zegt: Geeft [ze] weder.


Wie onder ulieden neemt zulks ter oren? [Wie] merkt op en hoort, wat hierna zijn zal?

Tweet thisPost on Facebook

Wie heeft Jakob tot een plundering overgegeven, en Israel den rovers? Is het niet de HEERE, Hij, tegen Wien wij gezondigd hebben? Want zij wilden niet wandelen in Zijn wegen, en zij hoorden niet naar Zijn wet.

Tweet thisPost on Facebook

Daarom heeft Hij over hen uitgestort de grimmigheid Zijns toorns en de macht des oorlogs; en Hij heeft ze rondom in vlam gezet, doch zij merken het niet; en Hij heeft ze in brand gestoken, doch zij nemen het niet ter harte.







This goes to iframe