Markus



Markus 15


En terstond, des morgens vroeg, hielden de overpriesters te zamen raad, met de ouderlingen en Schriftgeleerden, en den gehelen raad, en Jezus gebonden hebbende, brachten zij [Hem] heen, en gaven [Hem] aan Pilatus over.


En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het.


En de overpriesters beschuldigden Hem van vele [zaken]; maar Hij antwoordde niets.


En Pilatus vraagde Hem wederom, zeggende: Antwoordt Gij niet? Zie, hoe vele [zaken] zij tegen U getuigen!


En Jezus heeft niet meer geantwoord, zodat Pilatus zich verwonderde.


En op het feest liet hij hun een gevangene los, wien zij ook begeerden.


En er was een, genaamd Bar-abbas, gevangen met [andere] medeoproermakers, die in het oproer een doodslag gedaan had.

Tweet thisPost on Facebook

En de schare riep uit, en begon te begeren, [dat] [hij] [deed], gelijk hij hun altijd gedaan had.

Tweet thisPost on Facebook

En Pilatus antwoordde hun, zeggende: Wilt gij, dat ik u den Koning der Joden loslate?

Tweet thisPost on Facebook

(Want hij wist, dat de overpriesters Hem door nijd overgeleverd hadden.)


Maar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Bar-abbas zou loslaten.


En Pilatus, antwoordende, zeide wederom tot hen: Wat wilt gij dan, dat ik [met] [Hem] doen zal, Dien gij een Koning der Joden noemt?


En zij riepen wederom: Kruis Hem.

Tweet thisPost on Facebook

Doch Pilatus zeide tot hen: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer: Kruis Hem!

Tweet thisPost on Facebook