Johannes



Johannes 6


Na dezen vertrok Jezus over de zee van Galilea, welke is [de] [zee] van Tiberias.


En Hem volgde een grote schare, omdat zij Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de kranken.


En Jezus ging op den berg, en zat aldaar neder met Zijn discipelen.

Tweet thisPost on Facebook

En het pascha, het feest der Joden, was nabij.


Jezus dan, de ogen opheffende, en ziende, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide tot Filippus: Van waar zullen wij broden kopen, opdat deze eten mogen?


(Doch dit zeide Hij, hem beproevende; want Hij wist Zelf, wat Hij doen zou.)

Tweet thisPost on Facebook

Filippus antwoordde Hem: Voor tweehonderd penningen brood is voor dezen niet genoeg, opdat een iegelijk van hen een weinig neme.


Een van Zijn discipelen, [namelijk] Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem:

Tweet thisPost on Facebook

Момче доноси Исусу пет хлебова и две рибе

Hier is een jongsken, dat vijf gerstebroden heeft, en twee visjes; maar wat zijn deze onder zo velen?


En Jezus zeide: Doet de mensen nederzitten. En er was veel gras in die plaats. Zo zaten dan de mannen neder, omtrent vijf duizend in getal.

Tweet thisPost on Facebook

En Jezus nam de broden, en gedankt hebbende, deelde Hij ze den discipelen, en de discipelen dengenen, die nedergezeten waren; desgelijks ook van de visjes, zoveel zij wilden.


En als zij verzadigd waren, zeide Hij tot Zijn discipelen: Vergadert de overgeschoten brokken, opdat er niets verloren ga.

Tweet thisPost on Facebook

Zij vergaderden ze dan, en vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden, welke overgeschoten waren dengenen, die gegeten hadden.

Tweet thisPost on Facebook

De mensen dan, gezien hebbende het teken, dat Jezus gedaan had, zeiden: Deze is waarlijk de Profeet, Die in de wereld komen zou.


Jezus dan, wetende, dat zij zouden komen, en Hem met geweld nemen, opdat zij Hem Koning maakten, ontweek wederom op den berg, Hij Zelf alleen.


En als het avond geworden was, gingen Zijn discipelen af naar de zee.


En in het schip gegaan zijnde, kwamen zij over de zee naar Kapernaum. En het was alrede duister geworden, en Jezus was tot hen niet gekomen.


En de zee verhief zich, overmits er een grote wind waaide.

Tweet thisPost on Facebook

Исус хода по бурном мору

En als zij omtrent vijf en twintig of dertig stadien gevaren waren, zagen zij Jezus, wandelende op de zee, en komende bij het schip; en zij werden bevreesd.

Tweet thisPost on Facebook

Maar Hij zeide tot hen: Ik ben het; zijt niet bevreesd.

Tweet thisPost on Facebook

Zij hebben dan Hem gewilliglijk in het schip genomen; en terstond kwam het schip aan het land, daar zij naar toe voeren.

Tweet thisPost on Facebook

Des anderen daags de schare, die aan de andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar geen ander scheepje was dan dat ene, daar Zijn discipelen ingegaan waren, en dat Jezus met Zijn discipelen in dat scheepje niet was gegaan, maar [dat] Zijn discipelen alleen weggevaren waren;

Tweet thisPost on Facebook

(Doch er kwamen andere scheepjes van Tiberias, nabij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, als de Heere gedankt had.)

Tweet thisPost on Facebook

Toen dan de schare zag, dat Jezus aldaar niet was, noch Zijn discipelen, zo gingen zij ook in de schepen, en kwamen te Kapernaum, zoekende Jezus.

Tweet thisPost on Facebook

En als zij Hem gevonden hadden over de zee, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen?

Tweet thisPost on Facebook

Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt, en verzadigd zijt.

Tweet thisPost on Facebook

Werkt niet [om] de spijs, die vergaat, maar [om] de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld.


Zij zeiden dan tot Hem: Wat zullen wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken?

Tweet thisPost on Facebook

Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, Dien Hij gezonden heeft.


Zij zeiden dan tot Hem: Wat teken doet Gij dan, opdat wij het mogen zien, en U geloven? Wat werkt Gij?


Onze vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den hemel te eten.


Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Mozes heeft u niet gegeven het brood uit den hemel; maar Mijn Vader geeft u dat ware Brood uit den hemel.

Tweet thisPost on Facebook

Want het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft.

Tweet thisPost on Facebook

Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood.


En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.


Maar Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien hebt, en gij gelooft niet.

Tweet thisPost on Facebook

Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.


Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft.


En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage.


En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.


De Joden dan murmureerden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het Brood, Dat uit den hemel nedergedaald is.

Tweet thisPost on Facebook

En zij zeiden: Is deze niet Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit den hemel nedergedaald?


Jezus antwoordde dan, en zeide tot hen: Murmureert niet onder elkander.

Tweet thisPost on Facebook

Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.


Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een iegelijk dan, die [het] van den Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.


Niet dat iemand den Vader gezien heeft, dan Die van God is; Deze heeft den Vader gezien.


Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.


Ik ben het Brood des levens.

Tweet thisPost on Facebook

Uw vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn, en zij zijn gestorven.


Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete, en niet sterve.

Tweet thisPost on Facebook

Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld.


De Joden dan streden onder elkander, zeggende: Hoe kan ons deze [Zijn] vlees te eten geven?


Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven.


Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.

Tweet thisPost on Facebook

Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank.

Tweet thisPost on Facebook