Johannes



Johannes 9


En voorbijgaande, zag Hij een mens, blind van de geboorte af.

Tweet thisPost on Facebook

En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze, of zijn ouders, dat hij blind zou geboren worden?


Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar [dit] [is] [geschied], opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden.


Ik moet werken de werken Desgenen, Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.


Zolang Ik in de wereld ben, zo ben Ik het Licht der wereld.


Dit gezegd hebbende, spoog Hij op de aarde, en maakte slijk uit dat speeksel, en streek dat slijk op de ogen des blinden;


Јерусалим у доба Исуса Христа

En zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Siloam (hetwelk overgezet wordt: uitgezonden). Hij dan ging heen en wies zich, en kwam ziende.


De geburen dan, en die hem te voren gezien hadden, dat hij blind was, zeiden: Is deze niet, die zat en bedelde?

Tweet thisPost on Facebook

Anderen zeiden: Hij is het; en anderen: Hij is hem gelijk. Hij zeide: Ik ben het.

Tweet thisPost on Facebook

Zij dan zeiden tot hem: Hoe zijn u de ogen geopend?

Tweet thisPost on Facebook

Hij antwoordde en zeide: De Mens, genaamd Jezus, maakte slijk, en bestreek mijn ogen, en zeide tot mij: Ga heen naar het badwater Siloam, en was u. En ik ging heen, en wies mij, en ik werd ziende.

Tweet thisPost on Facebook

Zij dan zeiden tot hem: Waar is Die? Hij zeide: Ik weet het niet.

Tweet thisPost on Facebook

Zij brachten hem tot de Farizeen, hem [namelijk], die te voren blind [geweest] [was].

Tweet thisPost on Facebook

En het was sabbat, als Jezus het slijk maakte, en zijn ogen opende.

Tweet thisPost on Facebook

De Farizeen dan vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, en ik wies mij, en ik zie.

Tweet thisPost on Facebook

Sommigen dan uit de Farizeen zeiden: Deze Mens is van God niet, want Hij houdt den sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een mens, [die] een zondaar is, zulke tekenen doen? En er was tweedracht onder hen.


Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet.


De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was.

Tweet thisPost on Facebook

En zij vraagden hun, zeggende: Is deze uw zoon, welken gij zegt, dat blind geboren is? Hoe ziet hij dan nu?

Tweet thisPost on Facebook

Zijn ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon is, en dat hij blind geboren is;

Tweet thisPost on Facebook

Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken.

Tweet thisPost on Facebook

Dit zeiden zijn ouders, omdat zij de Joden vreesden; want de Joden hadden alrede te zamen een besluit gemaakt, zo iemand Hem beleed Christus te zijn, dat die uit de synagoge zou geworpen worden.


Daarom zeiden zijn ouders: Hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven.

Tweet thisPost on Facebook

Zij dan riepen voor de tweede maal den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar is.


Hij dan antwoordde en zeide: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; een ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie.


En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend?

Tweet thisPost on Facebook

Hij antwoordde hun: Ik heb het u alrede gezegd, en gij hebt het niet gehoord; wat wilt gij het wederom horen? Wilt gijlieden ook Zijn discipelen worden?

Tweet thisPost on Facebook

Zij gaven hem dan scheldwoorden, en zeiden: Gij zijt Zijn discipel; maar wij zijn discipelen van Mozes.


Wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft; maar Dezen weten wij niet, van waar Hij is.


De mens antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers [wat] wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en [nochtans] heeft Hij mijn ogen geopend.


En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, dien hoort Hij.


Van [alle] eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft.

Tweet thisPost on Facebook

Indien Deze van God niet ware, Hij zou niets kunnen doen.

Tweet thisPost on Facebook

Zij antwoordden, en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren, en leert gij ons? En zij wierpen hem uit.

Tweet thisPost on Facebook

Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den Zoon van God?


Hij antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven?

Tweet thisPost on Facebook

En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het.


En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem.

Tweet thisPost on Facebook

En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden.


En dit hoorden [enigen] uit de Farizeen, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind?


Jezus zeide tot hen: Indien gij blind waart, zo zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan uw zonde.







This goes to iframe