Handelingen



Handelingen 5


En een zeker man, met name Ananias, met Saffira, zijn vrouw, verkocht een have;


En onttrok van den prijs, ook met medeweten zijner vrouw; en bracht een zeker deel, en legde [dat] aan de voeten der apostelen.


En Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, en onttrekken van den prijs des lands?


Zo het gebleven ware, bleef het niet uw, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen? Gij hebt den mensen niet gelogen, maar Gode.

Tweet thisPost on Facebook

Ананија и Сапфира

En Ananias, deze woorden horende, viel neder en gaf den geest. En er kwam grote vrees over allen, die dit hoorden.


En de jongelingen, opstaande, schikten hem toe, en droegen [hem] uit, en begroeven [hem].


En het was omtrent drie uren daarna, dat ook zijn vrouw daar inkwam, niet wetende, wat er geschied was;

Tweet thisPost on Facebook

En Petrus antwoordde haar: Zeg mij, hebt gijlieden het land voor zoveel verkocht? En zij zeide: Ja, voor zoveel.

Tweet thisPost on Facebook

En Petrus zeide tot haar: Wat is het, dat gij onder u hebt overeengestemd te verzoeken den Geest des Heeren? Zie, de voeten dergenen, die uw man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen.


En zij viel terstond neder voor zijn voeten, en gaf den geest. En de jongelingen ingekomen zijnde, vonden haar dood en droegen [ze] uit, en begroeven [haar] bij haar man.

Tweet thisPost on Facebook

En er kwam grote vreze over de gehele Gemeente, en over allen, die dit hoorden.

Tweet thisPost on Facebook

Јерусалим у доба Исуса Христа

En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtelijk in het voorhof van Salomo.


En van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen; maar het volk hield hen in grote achting.


En er werden meer en meer toegedaan, die den Heere geloofden, menigten beide van mannen en van vrouwen;

Tweet thisPost on Facebook

Alzo dat zij de kranken uitdroegen op de straten, en legden op bedden en beddekens, opdat, als Petrus kwam, ook maar de schaduw iemand van hen beschaduwen mocht.


En ook de menigte uit de omliggende steden kwam gezamenlijk te Jeruzalem, brengende kranken, en die van onreine geesten gekweld waren; welke allen genezen werden.


En de hogepriester stond op, en allen, die met hem waren (welke was de sekte der Sadduceen), en werden vervuld met nijdigheid;


En sloegen hun handen aan de apostelen, en zetten hen in de gemene gevangenis.


Maar de engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenis en leidde hen uit, en zeide:


Gaat heen, en staat, en spreekt in den tempel tot het volk al de woorden dezes levens.


Als zij nu [dit] gehoord hadden, gingen zij tegen den morgenstond in den tempel, en leerden. Maar de hogepriester, en die met hem waren, gekomen zijnde, riepen den raad te zamen, en al de oudsten der kinderen Israels, en zonden naar den kerker, om hen te halen.


Doch als de dienaars daar kwamen, vonden zij hen in de gevangenis niet, maar keerden wederom, en boodschapten [dit].

Tweet thisPost on Facebook

Zeggende: Wij vonden wel den kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij [die] geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen.

Tweet thisPost on Facebook

Toen nu de [hoge] priester en de hoofdman des tempels, en de overpriesters deze woorden hoorden, werden zij twijfelmoedig over hen, wat toch dit worden zou.


En er kwam een, en boodschapte hun, zeggende: Ziet, de mannen, die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in den tempel, en leren het volk.

Tweet thisPost on Facebook

Toen ging de hoofdman heen, met de dienaren, en bracht hen, [doch] niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd wierden).


En als zij hen gebracht hadden, stelden zij hen voor den raad; en de hogepriester vraagde hun, en zeide:

Tweet thisPost on Facebook

Hebben wij u niet ernstiglijk aangezegd, dat gij in dezen Naam niet zoudt leren? En ziet, gij hebt met deze uw leer Jeruzalem vervuld, en gij wilt het bloed van dezen Mens over ons brengen.


Maar Petrus en de apostelen antwoordden, en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzaam zijn, dan den mensen.


De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, Welken gij omgebracht hebt, hangende [Hem] aan het hout.


Deze heeft God door Zijn rechter [hand] verhoogd [tot] een Vorst en Zaligmaker, om Israel te geven bekering en vergeving der zonden.


En wij zijn Zijn getuigen van deze woorden; en ook de Heilige Geest, Welken God gegeven heeft dengenen, die Hem gehoorzaam zijn.


Als zij nu [dit] hoorden, barstte hun [het] [hart], en zij hielden raad, om hen te doden.

Tweet thisPost on Facebook

Maar een zeker Farizeer stond op in den raad, met name Gamaliel, een leraar der wet, in waarde gehouden bij al het volk, en gebood, dat men de apostelen een weinig zou doen buiten [staan].


En hij zeide tot hen: Gij Israelietische mannen, ziet voor u, wat gij doen zult aangaande deze mensen.

Tweet thisPost on Facebook

Want voor deze dagen stond Theudas op, zeggende, dat hij wat was, dien een getal van omtrent vierhonderd mannen aanhing; welke is omgebracht, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid en tot niet geworden.


Na hem stond op Judas, de Galileer in de dagen der beschrijving, en maakte veel volks afvallig achter zich; en deze is ook vergaan, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid geworden.


En nu zeg ik ulieden: Houdt af van deze mensen, en laat hen [gaan]; want indien deze raad, of dit werk uit mensen is, zo zal het gebroken worden.


Maar indien het uit God is, zo kunt gij dat niet breken; opdat gij niet misschien bevonden wordt ook tegen God te strijden.


En zij gaven hem gehoor; en als zij de apostelen tot zich geroepen hadden, geselden zij [dezelve], en geboden [hun], dat zij niet zouden spreken in den Naam van Jezus; en lieten hen gaan.


Zij dan gingen heen van het aangezicht des raads, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest, om Zijns Naams wil smaadheid te lijden.


En zij hielden niet op, allen dag, in den tempel en bij de huizen, te leren, en Jezus Christus te verkondigen.

Tweet thisPost on Facebook






This goes to iframe