Jozua



Jozua 15


En het lot voor den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen, was: aan de landpale van Edom, de woestijn Zin, zuidwaarts, was het uiterste tegen het zuiden;


Zodat hun landpale, tegen het zuiden, het uiterste van de Zoutzee was; van de tong af, die tegen het zuiden ziet;

Tweet thisPost on Facebook

En zij gaat uit naar het zuiden tot den opgang van Akrabbim, en gaat door naar Zin, en gaat op van het zuiden naar Kades-barnea, en gaat door Hezron, en gaat op naar Adar, en gaat om Karkaa;

Tweet thisPost on Facebook

En gaat door naar Azmon, en komt uit aan de beek van Egypte; en de uitgangen dezer landpale zullen naar de zee zijn. Dit zal uw landpale tegen het zuiden zijn.


De landpale nu tegen het oosten zal de Zoutzee zijn, tot aan het uiterste van de Jordaan; en de landpale, aan de zijde tegen het noorden, zal zijn van de tong der zee, van het uiterste van de Jordaan.

Tweet thisPost on Facebook

En deze landpale zal opgaan tot Beth-hogla, en zal doorgaan van het noorden naar Beth-araba; en deze landpale zal opgaan tot den steen van Bohan, den zoon van Ruben.


Verder zal deze landpale opgaan naar Debir, van het dal van Achor, en zal noordwaarts zien naar Gilgal, hetwelk tegen den opgang van Adummim is, die aan het zuiden der beek is. Daarna zal deze landpale doorgaan tot het water van En-semes, en haar uitgangen zullen wezen te En-rogel.


En deze landpale zal opgaan door het dal van den zoon van Hinnom, aan de zijde van den Jebusiet van het zuiden, dezelve is Jeruzalem; en deze landpale zal opwaarts gaan tot de spits van den berg, die voor aan het dal van Hinnom is, westwaarts, hetwelk in het uiterste van het dal der Refaieten is, tegen het noorden.


Daarna zal deze landpale strekken van de hoogte des bergs tot aan de waterfontein Nefthoah, en uitgaan tot de steden van het gebergte Efron. Verder zal deze landpale strekken naar Baala; deze is Kirjath-jearim.


Daarna zal deze landpale zich omkeren van Baala tegen het westen, naar het gebergte Seir, en zal doorgaan aan de zijde van den berg Jearim van het noorden; deze is Chesalon; en zij zal afkomen naar Beth-semes, en door Timna gaan.


Verder zal deze landpale uitgaan aan de zijde van Ekron, noordwaarts, en deze landpale zal strekken naar Sichron aan, en over den berg Baala gaan, en uitgaan te Jabneel; en de uitgangen dezer landpale zullen zijn naar de zee.


De landpale nu tegen het westen zal zijn tot de grote zee en [derzelver] landpale. Dit is de landpale der kinderen van Juda rondom heen, naar hun huisgezinnen.


Doch Kaleb, den zoon van Jefunne, had hij een deel gegeven in het midden der kinderen van Juda, naar den mond des HEEREN tot Jozua, de stad van Arba, vader van Enak, dat is Hebron.


En Kaleb verdreef van daar de drie zonen van Enak, Sesai, en Ahiman, en Talmai, geboren van Enak.


En vandaar toog hij opwaarts tot de inwoners van Debir (de naam van Debir nu was te voren Kirjath-sefer).


En Kaleb zeide: Wie Kirjath-sefer zal slaan, en nemen haar in, dien zal ik ook mijn dochter Achsa tot een vrouw geven.


Othniel nu, de zoon van Kenaz, den broeder van Kaleb, nam haar in; en hij gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw.


En het geschiedde, als zij [tot] [hem] kwam, zo porde zij hem aan, om een veld van haar vader te begeren; en zij sprong van den ezel af; toen sprak Kaleb tot haar: Wat is u?


En zij zeide: Geef mij een zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven hebt, geef mij ook waterwellingen. Toen gaf hij haar hoge waterwellingen en lage waterwellingen.


Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen.


De steden nu, van het uiterste van den stam der kinderen van Juda tot de landpale van Edom, tegen het zuiden, zijn: Kabzeel, en Eder, en Jagur,


En Kina, en Dimona, en Adada,

Tweet thisPost on Facebook

En Kedes, en Hazor, en Jithnan,

Tweet thisPost on Facebook

Zif, en Telem, en Bealoth,


En Hazor-hadattha, en Kerioth-hezron, (dat is Hazor).

Tweet thisPost on Facebook

Amam, en Sema, en Molada,

Tweet thisPost on Facebook

En Hazar-gadda, en Hesmon, en Beth-palet,

Tweet thisPost on Facebook

En Hazar-sual, en Beer-seba, en Biz-jotheja,

Tweet thisPost on Facebook

Baala, en Ijim, en Azem,

Tweet thisPost on Facebook

En Eltholad, en Chesil, en Horma,

Tweet thisPost on Facebook

En Ziklag, en Madmanna, en Sanzanna,


En Lebaoth, en Silhim, en Ain, en Rimmon. Al deze steden zijn negen en twintig en haar dorpen.


In de laagte zijn: Esthaol, en Zora, en Asna,


En Zanoah, en En-gannim, Tappuah, en Enam,

Tweet thisPost on Facebook

Jarmuth, en Adullam, Socho en Azeka,


En Saaraim, en Adithaim, en Gedera, en Gederothaim; veertien steden en haar dorpen.


Zenan, en Hadasa, en Migdal-gad,

Tweet thisPost on Facebook

En Dilan, en Mizpa, en Jokteel,


Lachis, en Bozkath, en Eglon,


En Chabbon, en Lahmas, en Chitlis,

Tweet thisPost on Facebook

En Gederoth, Beth-dagon, en Naama, en Makkeda; zestien steden en haar dorpen.

Tweet thisPost on Facebook

Libna, en Ether, en Asan,

Tweet thisPost on Facebook

En Jiftah, en Asna, en Nezib,

Tweet thisPost on Facebook

En Kehila, en Achzib, en Mareza; negen steden en haar dorpen;

Tweet thisPost on Facebook

Ekron, en haar onderhorige plaatsen, en haar dorpen.

Tweet thisPost on Facebook

Van Ekron, en naar de zee toe; alle, die aan de zijde van Asdod zijn, en haar dorpen;


Asdod, haar onderhorige plaatsen en haar dorpen; Gaza, haar onderhorige plaatsen en haar dorpen, tot aan de rivier van Egypte; en de grote zee, en [haar] landpale.


Op het gebergte nu: Samir, en Jatthir, en Socho,

Tweet thisPost on Facebook

En Danna, en Kirjath-sanna, die is Debir,

Tweet thisPost on Facebook

En Anab, en Estemo, en Anim,

Tweet thisPost on Facebook

En Gosen, en Holon, en Gilo; elf steden en haar dorpen.


Arab, en Duma, en Esan,

Tweet thisPost on Facebook

En Janum, en Beth-tappuah, en Afeka,

Tweet thisPost on Facebook

En Humta, en Kirjath-arba, die is Hebron, en Zior; negen steden en haar dorpen.


Maon, Karmel, en Zif, en Juta,


En Jizreel, en Jokdeam, en Zanoah,

Tweet thisPost on Facebook

Kain, Gibea, en Timna; tien steden en haar dorpen.

Tweet thisPost on Facebook

Halhul, Beth-zur, en Gedor,

Tweet thisPost on Facebook

En Maarath, en Beth-anoth, en Eltekon; zes steden en haar dorpen.

Tweet thisPost on Facebook

Kirjath-baal, die is Kirjath-jearim, en Rabba; twee steden en haar dorpen.


In de woestijn: Beth-araba, Middin en Sechacha,

Tweet thisPost on Facebook

En Nibsan, en de Zoutstad, en Engedi; zes steden en haar dorpen.


Maar de kinderen van Juda konden de Jebusieten, inwoners van Jeruzalem, niet verdrijven; alzo woonden de Jebusieten bij de kinderen van Juda te Jeruzalem, tot dezen dag toe.







This goes to iframe