Richteren



Richteren 5


Песма Деворе и Варака

Voorts zong Debora, en Barak, de zoon van Abinoam, ten zelven dage, zeggende:

Tweet thisPost on Facebook

Looft den HEERE, van het wreken der wraken in Israel, van dat het volk zich gewillig heeft aangeboden.

Tweet thisPost on Facebook

Hoort, gij koningen, neemt ter oren, gij vorsten! Ik, den HEERE zal ik zingen, ik zal den HEERE, den God Israels, psalmzingen.

Tweet thisPost on Facebook

HEERE! toen Gij voorttoogt van Seir, toen Gij daarheen traadt van het veld van Edom, beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de wolken van water.


De bergen vervloten van het aangezicht des HEEREN; zelfs Sinai van het aangezicht des HEEREN, des Gods van Israel.


In de dagen van Samgar, den zoon van Anath, in de dagen van Jael, hielden de wegen op, en die op paden wandelden, gingen kromme wegen.


De dorpen hielden op in Israel, zij hielden op; totdat ik, Debora, opstond, dat ik opstond, een moeder in Israel.


Verkoos hij nieuwe goden, dan was er krijg in de poorten; werd er ook een schild gezien, of een spies, onder veertig duizend in Israel?


Mijn hart is tot wetgevers van Israel, die zich gewillig aangeboden hebben onder het volk; looft den HEERE!

Tweet thisPost on Facebook

Gij, die op witte ezelinnen rijdt, gij, die aan het gerichte zit, en gij, die over weg wandelt, spreekt er van!


Van het gedruis der schutters, tussen de plaatsen, waar men water schept, spreekt aldaar te zamen van de gerechtigheid des HEEREN, van de gerechtigheden, [bewezen] aan zijn dorpen in Israel; toen ging des HEEREN volk af tot de poorten.

Tweet thisPost on Facebook

Waak op, waak op, Debora, waak op, waak op, spreek een lied! maak u op, Barak! en leid uw gevangenen gevangen, gij zoon van Abinoam.

Tweet thisPost on Facebook

Toen deed Hij de overgeblevenen heersen over de heerlijken [onder] het volk; de HEERE doet mij heersen over de geweldigen.

Tweet thisPost on Facebook

Uit Efraim was hun wortel tegen Amalek. Achter u was Benjamin onder uw volken. Uit Machir zijn de wetgevers afgetogen, en uit Zebulon, trekkende door den staf des schrijvers.


Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora; en [gelijk] Issaschar, alzo was Barak; op zijn voeten werd hij gezonden in het dal. In Rubens gedeelten waren de inbeeldingen des harten groot.

Tweet thisPost on Facebook

Waarom bleeft gij zitten tussen de stallingen, om te horen het geblaat der kudden? De gedeelten van Ruben hadden grote onderzoekingen des harten.


Gilead bleef aan gene zijde van de Jordaan; en Dan, waarom onthield hij zich in schepen! Aser zat aan de zeehaven, en bleef in zijn gescheurde plaatsen.


Zebulon, het is een volk, [dat] zijn ziel versmaad heeft ter dood, insgelijks Nafthali, op de hoogten des velds.


De koningen kwamen, zij streden; toen streden de koningen van Kanaan, te Thaanach aan de wateren van Megiddo; zij brachten geen gewin des zilvers daarvan.


Van den hemel streden zij, de sterren uit haar loopplaatsen streden tegen Sisera.


De beek Kison wentelde hen weg, de beek Kedumin, de beek Kison; vertreed, o mijn ziel! de sterken.


Toen werden de paardenhoeven verpletterd, van het rennen, het rennen zijner machtigen.

Tweet thisPost on Facebook

Vloekt Meroz, zegt de Engel des HEEREN, vloekt haar inwoners geduriglijk; omdat zij niet gekomen zijn tot de hulp des HEEREN, tot de hulp des HEEREN, met de helden.


Gezegend zij boven de vrouwen Jael, de huisvrouw van Heber, den Keniet; gezegend zij ze boven de vrouwen in de tent!


Water eiste hij, melk gaf zij; in een herenschaal bracht zij boter.

Tweet thisPost on Facebook

Haar hand sloeg zij aan den nagel, en haar rechterhand aan den hamer der arbeidslieden; en zij klopte Sisera; zij streek zijn hoofd af, als zij zijn slaap had doorgenageld en doorgedrongen.

Tweet thisPost on Facebook

Tussen haar voeten kromde hij zich, viel henen, lag daar neder; tussen haar voeten kromde hij zich; hij viel; alwaar hij zich kromde, daar lag hij geheel geschonden!

Tweet thisPost on Facebook

De moeder van Sisera keek uit door het venster, en schreeuwde door de tralien: Waarom vertoeft zijn wagen te komen! Waarom blijven de gangen zijner wagenen achter?

Tweet thisPost on Facebook

De wijsten harer staatsvrouwen antwoordden; ook beantwoordde zij haar redenen aan zichzelve:

Tweet thisPost on Facebook

Zouden zij dan den buit niet vinden [en] delen? een liefje, [of] twee liefjes, voor iegelijken man? Voor Sisera een buit van verscheidene verven, een buit van verscheidene verven, gestikt; van verscheiden verf aan beide zijden gestikt, voor de buithalzen?


Alzo moeten omkomen al Uw vijanden, o HEERE! die Hem daarentegen liefhebben, [moeten] [zijn], als wanneer de zon opgaat in haar kracht. En het land was stil, veertig jaren.







This goes to iframe